Voor de ontelbaarste keer honderd meter
voor je finisht de marathon van de start
af aan opnieuw moeten beginnen
ben ik nu wel zo gewend -
het is net of ik de nu laatste vijfennegentig meter
plus die mij inmiddels zo welbekende 42 kilometer
niet liep, geen van die duizelingwekkend aantal
op-honderd-meter-na-marathons heb gerend
keurig daar waar dat van me verwacht wordt
houd ik stil, schud de boodschapper de hand en grap
het blijft toch vreemd dat ik je naam niet weet
terwijl ik je nu al een eeuwigheid heb gekend.
De boodschapper zegt: 'Wel, aangezien dat wat ik te zeggen heb
of had, maar jij nu al talloze keren niet hoefde te horen
dat wat ik exact zeggen moest eerlijk gezegd vergat
mijn naam is Pheidippide…'
'Wat mooi,' zeg ik, 'en de "-s", wat gebeurde daar dan mee?'
'Die staat voor de wat er op dit punt nog voor je ligt.'
Hij wijst de richting uit die ik op was gerend, mocht ik nu eindelijk eens eindigen.
Ik kan er wel om lachen. Humor is het beste medicijn, denk ik voor de gein.
Als dat zo is, vul ik mezelf aan, snap ik deze herhaling van zetten helemaal:
het is een soort herhaling van dezelfde zetten, daar ik telkens
hoeveel ik er ook van kan leren, een soort fatale combinatie fouten bega.
Het is een straf. Voor straf iets eeuwig doen. Voor straf op een haar na komen
waar je zijn moet. Voor straf dus nooit, en dat voorgoed, niet af.
De fouten zijn mijn doping, gegiegel stilt de pijn, de hardste grappen
zijn mijn trouw publiek, de slappe lach is waarmee ik me herlaad
de punchline is een running gag. (Ik dacht dat dat in dezen wel best grappig was.)
'Tot over een paar uur dan maar weer,' zeg ik Pheidippide.
'Zet hem op!' zegt hij. Bij mezelf denk ik wat slinks: hij moest 'ns weten
dat met elke keer dat dit gebeurde ik mezelf er beter en beter in trainde
ermee om te gaan. Waar ik de eerste keer na een lang geklaag, ruziemaken
stampvoeten (au!) en smeken dan maar om ben gedraaid, precies de hele zelfde route
sprintend terug, om van daar de tweede keer de goede weg te gaan
staat er nu een luxe taxi klaar. Met airconditioning, een hoop gezonde troep
een mega-archief vol hilarisch beeldmateriaal, natte handdoeken
en - want er is nooit gezegd: het moet per direct - we rijden om
dus niet meteen terug naar start, maar langs het Hilton
waar ik eet, douche en een goede roes uitslaap.
's Morgens staat mijn chauffeur dan klaar, rijdt hij me naar het schot
al komt daarvan hoe goed ik hier ook in geworden ben nog geen 1 procent in de zaak
en ren ik weet ik nu naar de man met die symbolisch ont-s-de naam.
Ik heb 42 kilometer om na te gaan hoe ik zorg dat ik het altijd net iets beter doe
er nooit een keer komt dat ik de keer ervoor exact herhaal.
II
En om te denken over de liefde, waar dit gedicht natuurlijk over gaat.
Of eigenlijk de relatie, die tot Amor staat als religie tot geloof.
En aangezien het over mij gaat, is dit autobiografisch en persoonlijk…
III
Uit het gigantisch scala aan analogieën, voor het voorbeeld deze:
'Van kapitlaisme kun je vinden wat je wilt, of dat nu wel of juist niet mag
maar bij mij rijst toch altijd weer de vraag:
hoe lang kun je je verrijken
zodanig onzalig, zondig, gewetenloos
dat juist de armoedigheid er vanaf straalt
evenals de onoplosbare problemen
waar je nooit vanaf meer geraakt
niet enkel het gehele ecosysteem verwoestend
maar het land ook, de oceanen, poolkappen
bossen die opgaan in rook, minder zekerheid
maar zeker van steeds vaker een orkaan
overstroming, verwoestijning, tsunami's
en zo kan ik nog wel even doorgaan…
over de retelange rits van al wat daarna
als dominostenen liggen gaat
zodat al wat voor het reilen en zijlen
van het in goede banen lijden en gaan van -
ik zeg het gewoon - ons voortbestaan instaat
het wel schudden kan?
Kortom: wat heb je nog aan je product
als je dat waarmee en die met wie
jij je winsten maakt, het het leven zwaar
zo niet onmogelijk hebt gemaakt.
Het heeft iets pedofaags met voorbedachte rade
al zullen zij die ervan profiteren het niet van de juiste
of überhaupt nuttige kennis moeten hebben.
Maar wat kan er nog worden geschud?
Er is geen uitdeler, niemand houdt de stand bij
geen roep als 'toep' of een hand die op tafel slaat
er is geen tweede, laat staan sterke hand…
klaar dus met dat gekaart
54 stuks plastic, een set (of meer) dat samen zorg draagt
voor oneindig veel spelmogelijkheden
plots volledig nutteloos geraakt.
Ingegooide ruiten, nooit een klaver vier.
Het dus nét nooit tot het einde schoppen
en al je gebroken harten bij elkaar vormen een stapel
hoger dan de toren van Pisa.
IV
Schever is dit leven dan we denken vaak.
Dus kun je je afvragen waarom een persoon
een ander persoon sloopt, vermozelt
en kapotmaakt
terwijl zij vaak ruiterlijk toegeven
juist zo prettig van het slachtoffer dat hun partner werd
traag maar gestaag tot slaaf gemaakt, kunnen leven -
zij het zich bedienend van nogal cryptisch taalgebruik
syntactich en semantich in hun voordeel uitlegbaar
maar voor de goede verstaander
glasheldere taal
Wat heb je aan een stuk hulpje?
Dat je per slot van rekening wijs hebt gemaakt
dat het er mag zijn en die dat is gaan geloven.
Wat heb je aan iemand die wild is van je
van je houdt, doldwaas verliefd
alles voor je overheeft
veel te veel en veel te vaak
alles wat je fout doet goedpraat
waar jij hun praktisch alles aanrekent
dat ze of niet deden, hun beschuldigt
dat wat stukviel en nog wel door jou
als laatste aan werd geraakt
daar nooit had mogen liggen of staan?
Als de ander eens iets wil bespreken
zeg je dat het geen pobleem is
later heb je er opeens een pijnpunt
argument of zelfs fataal breekpunt van gemaakt.
Zegt wie wel van jou houdt eens iets moois
om te verbloemen dat het allemaal gebakken lucht is
dat er tussen jullie speelt, volledig overtuigd van de kans
dat ook gebakken lucht nog eens iets kan worden van waarde
verdraai je later in diens nadeel of ter versuprieëring van jezelf
die woorden als waren zij de jouwe.
V
Het is niet jouw schuld, dat snapt hopelijk het slachtoffer haarfijn
ook voor jou is het onprettig dat je aan zelfverheerlijking lijdt
een vooropgezet, doordacht en zeer geraffineerd verwoesten
komt voort uit je stoornis.
Sloop je graag je steunpilaar?
En zo ja, kun je uitleggen waarom?
Is het niet duurzamer wat in te perken
ook lief te hebben
en te houden
en op een mooie wijze zo
op die manier
van cohesie
samenspel
teamwork
geluk
gebruik te maken. Geluk te produceren.
VI
Humor is het beste medicijn.
Nou Big Pharma: dóe daar nou gewoon
eens je voordeel mee.
Maak winst, elkaar, desnoods wat mensen stuk
dat is een zeugma ja, haha
maar vooral de wereld leuker
mooier, grappiger
Juf Mieke en juf Valerie willen een bakkerij openen. Wat verkopen we allemaal in ons winkeltje? Brood, boterhammen, croissantjes, donuts, koffiekoeken, broodjes om smosjes te maken…maar alles lag door elkaar, we sorteren op soort en tellen. We worden zelf een beetje een bakker en maken zoutdeeg, we proeven zout, rillen, kneden en maken onze eigen taartjes, pannenkoeken enzo. We leren een versje: Ham, ham boterham. In de zandbak bakken we een moddertaart.
Mijn papa in het klei(n)!
We begonnen ons tweede geheim project met het samen schrijven van een versje. Wat maakt onze papa zo speciaal?
We kozen elk een aantal stukjes patroonpapier, knipten, en gingen aan de slag met papierdraad. Na (vrij veel) lijm zag onze papa er al bijna echt uit!
Na al dat werk plaatsten we onze papa in klei en pakten we ons werk zorgvuldig in gerecycleerd papier in. De trotse Berghutters mochten zelf kiezen wat ze tekenden op de verpakking... zolang het maar over hun papa ging!
Laatste deel van de foto’s in het thema ‘Meisje, jongen geen verschil. Ik kan worden wat ik wil!’.
Moederdagwerkjes: de kleuters schilderden een houten plankje, maakten vormen van gips en schilderden die volgens een bepaald patroon met verf in de kleuren goud, brons, zilver. Zo kwamen we tot een fotohouder of kaars voor het moederdagwerkje. In een mooie verpakking met tekening van het gezin en passend versje erbij. Hopelijk vond iedereen het mooi en hadden alle mama’s een fijne moederdag!
Kerst… We maken het gezellig, steken lichtjes aan, het wordt donker buiten. Elke zondag van de advent (maandag op school) steken we één kaarsje (meer) aan want we tellen met onze adventskrans af naar een heel speciale dag namelijk de geboorte van Jezus. We leren de figuren uit het kerstverhaal kennen, we vertellen het verhaal van Maria en Jozef en de geboorte van baby Jezus. We maken het gezellig met lichtjes en zetten en versieren de kerstboom in de klas. We spelen spelletjes rond kerstbomen en hun versiering, we zoeken woorden die beginnen met de ‘K’ van ‘Kerstmis’, we snijden samen met de vijfdeklassers groenten om soep mee te maken voor de warmste week, …
Wat we ook nog deden, is iets maken wat we daarna in een versierde, bruine enveloppe stopten. Maar… dit mogen jullie pas open maken op de eerste dag van het nieuwe jaar. De kinderen hebben er alvast hard aan gewerkt en goed geoefend op het versje …
Prettige feestdagen en een zonnig, schitterend 2023!
'Ik ben een gedicht / en word nu geschreven, / en naarmate mijn dichter / verder schrijft / krijg ik een gezicht / en een eigen leven. / Ik kom steeds dichter / bij mijn dichter.' Het fleurt de middag op. Het kleurt de morgen in. Door een rose bril bezie ik het vandaag de dag, wanneer ik de bundel "De flamingoballon" opensla en er in ga grasduinen. Lees ik een oneliner en of een gedicht dan word ik even opgetild van de dagelijkse dingen en zweef een enkel moment een stukje boven de wijde woelige wereld. Als in een surrealistisch kunstwerk krijg ik een dubbele kijk op het zijn. Ik moet doorkijken, doorlezen, om te weten wat de strekking van het vers zou kunnen zijn. Maar dikwijls lijkt er geen diepere kennis of een dubbele betekenis, is het gewoon te gek om waar te zijn.
Nelleke Hendriks noemt het vrolijke nonsensgedichtjes, haar poëzie. Maar daarmee haalt zij zichzelf naar beneden. Het lijken onzin verzinsels, flauwekul, maar wie de dubbele bodem doorziet en vooral doorleest merkt dat de zinnen verre van gelul zijn. Hendriks dicht helemaal niet uit haar nek. Het is de waarheid verpakt in een vrolijk papiertje. Zo'n geschenkverpakking voor een viering van de verjaardag of met sinterklaas, waarop de figuren en andere figuraties blijmoedig en opgewekt zich over een jolig gekleurde ondergrond bewegen. Dat is de buitenkant. Maar wanneer die wikkel er dan wordt afgedaan openbaart zich de inhoud, de ware aard. Zo werkt dat ook bij de gedichten en versjes van Nelleke Hendriks. De eerste kennismaking is niet meteen doorslaggevend. Je moet er meer van kennis nemen en er bekend mee worden, dan doorzie ik en krijg beeld van de adder onder het gras.
De bundel zet al meteen de toon bij de binnenkomer, een inval die de sfeer maakt: 'Een kettingroker besloot: / "Ik stop!" / en stak zijn laatste ketting op.' Meteen weet ik wat de bedoeling van de boodschap is. Hoe ik de inhoud van de bundel dien te lezen en moet beschouwen. Een eerste kwinkslag is gemaakt, de stemming is gezet. Ik zal niet oppervlakkig lezen en meteen de lach voorrang geven, maar de woorden wegen en serieus het genoegen beleven. Want een snelle scan van dichters product is niet genoeg, met aandacht zal ik de dubbele bodem openen.
Het vers waar de bundel de titel aan dankt gaat over boven jezelf uitstijgen en beseffen dat het op de top van jou vermogen eenzaam is. Maar meer nog gaat het over vinden van geluk, liefhebben en afscheid nemen, verdriet. Zo heeft ieder vers twee kanten. Blaast de vrolijke sfeer zich op totdat de ballon knapt en er een moraal zit aan het verhaal. Nelleke Hendriks wil meer zijn dan een nonsensdichter, ze wil serieus worden genomen hoewel zij de lachers op haar hand heeft met haar grappen en grollen.
De korte drie- of vijfregelige gedichten zijn eerder quotes dan poëzie. Gedachten bij dagelijkse dingen en momenten. Je ziet het en hebt er een idee bij, maar Hendriks staat er langer bij stil en vindt er wat van. Op papier heb ik dan een aha-moment, van o ja zo had ik het niet gezien maar kan ik het wel bekijken. Achteraf. 'Een havik had geen snavel, / maar in plaats daarvan, / ’t is heus / een kanjer van een haviksneus.' In de langere gedichten, die eigenlijk korte rijmende verhalen zijn – ballades, word ik op een verkeerd been gezet en loop aan het eind pijnlijk tegen de lamp. Aan het gedicht weet Hendriks onderwijl een draai te geven die het spoor naar een ander station leidt dan waarop ik bij aanvang had ingecheckt.
Hendriks neemt dagelijkse dingen als onderwerp bij de kop. Het alledaagse leven is haar inspiratie. Maar overgiet dat niet met een saaie saus, maar dramatiseert het en, beter beschouwd, ziet de humor ervan in. Wat ik als gewoon ervaar en beleef drukt zij als abnormaal uit. Het gemeengoed wordt door haar scherpe blik en puntige taal persoonlijk. Voor haar als mens en voor mij als individu. In de glimlach herken ik mezelf. En veelal verschijnt de r op mijn lippen en wordt het een grimlach. Pret hebben om andermans tekortkoming is de steen in de oester. Het klopt niet, het geeft geen pas en doet zeer. Daarom wordt het puntige mineraal een ronde steen. Zodat het handzaam is. De humor leeft daarvan, het cabaret groeit erdoor. Pret om een anders gebrek.
Als fantast leeft Hendriks zich in mensen en dingen in. Zij wordt zelf het laken en ziet het licht. Is getuige van al hetgeen tussen haar als laken voorvalt, de huwelijksnacht, het verwekken en baren van kinderen, een vreemd gaan. Uiteindelijk draagt ze haar bezitster naar het graf: ‘Mijn leven als laken is voorbij / en het was rijk en goed. / Nu ga ik zelf naar de Hemel, naar de Hemel van het Beddengoed.’ Ze is een urn zonder as. Een gevallen engel met een bijna-levend-ervaring. Een vleesetend plantje dat vegetariër wordt, maar niet heus – hap, slik, weg. Ze is een klein kerstboompje. Kortom, zij kan van alles zijn zolang de lezer daar maar in gelooft.
Nelleke doorleeft haar eigen geboorte nog eens voor mij – 'als een wonder lag ik daar / tussen jou billen en je knie'. Ze meent dat Jezus te vroeg geboren is. Uitgeteld op 1 januari van het jaar nul, maar met Kerst ging het mis. Na veel gedol en grappig zijn in taal en tekst, kan Hendriks toch met een kwinkslag serieus zijn. Ze richt zich dan tot moeder op Moederdag als mantelzorger. En tot vader op Vaderdag als ondeugende dochter: 'Jaren later begreep ik pas / dat jijzelf niet deugde, / en wat voor een enorme zak jij was.' Ze neemt geen blad voor de mond en zegt hard haar waarheid, maar is toch ook wel blij met vader want 'er is zoveel liefde tussen ons, zo groots en ook zo teer…' En moeder: 'Er zijn geen woorden / in geen enkele taal / om jouw moederliefde te verwoorden.'
Maar eigenlijk geef ik met al deze citaten al te veel prijs. Breek ik het mysterie van Hendriks’ poëzie open. Prik ik de ballon te vroeg stuk. Dat is jammer, want daardoor bent u als aspirant lezer van haar bundel vooringenomen. Daarom staak ik nu maar verder dat beleven, beschouwen en bespreken. Want ‘De flamingoballon’ moet gelezen worden van voor tot achter, van kaft tot kaft. Welnu, nog ééntje dan omdat ik het niet laten kan: 'Ik ben de spatie in een tekst, / ik lijd een onzichtbaar leven. / Was ik maar een letter, / desnoods een komma of een punt, / dat zou mijn leven inhoud geven. / Maar men leest over mij heen / alsof ik niet besta, / terwijl de geschreven letters, / die klateren elkander / kleurrijk achterna / en vormen zinnen / in prachtige verhalen. / / Balen, / ja, het is echt balen / als je slechts een spatie bent. / Maar wat jullie nooit mogen vergeten: / elketekstbestaatbijdegratievaneenspatie.'
De flamingoballon en andere vrolijke nonsensgedichtjes. Nelleke Hendriks. Uitgeverij Boekscout, 2023.
Narren- of gekkenmatf3,e5,( eerste zet, Wit begint),
g4, en zwart doet de
Apocalyptische Meesterzet: Dh4, Mat.
Zwart wint
Noot ter verheldering: dit type opening wordt door zwarts antwoord afdoende ontkracht, zodat het tijdens het Hoogovenschaaktoernooi zelden of nooit in de praktijk wordt gebracht.
Binnenkort is het weer Sinterklaas. Vandaar worden ook Sinterklaasliedjes op gitaarles gespeeld. Een zeer jonge leerling speelt 'Zie ginds komt de stoomboot' één van de bekendste en oudste Sinterklaasliedjes (gepubliceerd met muzieknotie in 1912, maar dateert zelf al van 1850 als versje maar niet met muzieknoten gepubliceerd). Goed in de maat gespeeld!