Tumgik
peecee-columns · 6 days
Text
Stap voor stap het onmogelijke mogelijk maken
‘Dat is wat we doen bij de Nasa: wij maken het onmogelijke mogelijk’, aldus Nasa-directeur Bill Nelson. Het was de slotzin van een interessant artikel dat onlangs in De Volkskrant verscheen. Nelson doelde hier op de buitengewoon knappe prestatie die het Marshelikoptertje Ingenuity (‘vindingrijkheid’)had geleverd. Het helikoptertje zou vijf vluchten op de planeet Mars gaan uitvoeren om de buitenaardse vliegtechnologie te testen. Dat werden er uiteindelijk maar liefst tweeënzeventig. Ingenuity overleefde onder andere enkele stofstormen, een ijskoude Marswinter, overwon problemen met een kapotte navigatiesensor en voerde drie noodlandingen uit.
De beschrijving van de avonturen van het gepersonifieerde Marshelikoptertje in het artikel, in combinatie met de onmogelijk geachte werklust van Ingenuity door de hoogste Nasa-man, deden mij denken aan een nieuwe animatiefilm in de stijl van de aandoenlijke robot Wall-E. De wilskracht, het harde werken onder vaak lastige omstandigheden en de waarde van zijn getoonde optimisme om het gevraagde werk goed uit te voeren zouden in elk geval prachtige eerste ingrediënten zijn voor het maken van zo’n nieuwe film.
Tegelijkertijd moest ik ook denken aan het filmpje Austin’s Butterfly dat ik onlangs van iemand kreeg toegestuurd. Het filmpje duurt ruim zes minuten en het laat in die luttele minuten de essentie zien van wat leerlingen nodig hebben om te leren en persoonlijke groei door te maken. In het filmpje wordt het tekenwerk en de progressie van de zesjarige Austin besproken. Hij kreeg als opdracht om zo goed mogelijk een zelfgekozen foto van een vlinder na te tekenen. Bij het maken van deze tekening vergat Austin te kijken naar de voorbeeldfoto van de vlinder. Hij tekende uit zijn hoofd een vlinder die daardoor niet echt leek op het eerder gekozen voorbeeld.
Austin kreeg vervolgens de opdracht om goed naar het voorbeeld te kijken en het dan opnieuw te proberen. Klasgenootjes gaven hem enkele tips waar hij bijvoorbeeld op kon letten om de vlinder beter te tekenen. Hij luisterde goed naar de tips, keek naar de foto en probeerde het opnieuw. De vorm van de vlinder leek nu een stuk beter maar was zeker nog niet op z’n best getekend. Na poging drie en vier werden zijn vlindertekeningen steeds beter en realistischer. Hij nam de opbouwende kritieken van zijn medeleerlingen goed in zich op en keek tijdens het werken aan een nieuwe tekening aandachtig naar de voorbeeldfoto. Er verschenen uiteindelijk patronen in de vleugels en de vorm van de vlinder leek na vier tekeningen te hebben gemaakt uitstekend op het voorbeeld. Om het geheel nóg beter te maken kleurde Austin in tekening vijf de vlinder in de kleuren zoals op de foto te zien was. Zijn klasgenootjes stonden versteld van de vooruitgang. De eerste tekening leek in de verste verte niet meer op zijn vijfde: “he used the eyes of a scientist”.
Het filmpje toont op een prachtige manier wat de impact kan zijn van concrete en gestuurde feedback in het onderwijs. De resultaatgerichtheid van Austin en zijn supportende klasgenootjes laat in het kort het belang zien van directe instructies die onherroepelijk kunnen leiden tot grootse resultaten. Belangrijk hierbij is dat een leerling wordt aangesproken in begrijpelijke taal door mensen die hij kan vertrouwen. De tips werken stimulerend en de getoonde progressie per tekening versterken zijn gevoel dat hij het (nog beter?) kan. Daarnaast wordt hij gezien en hij mag fouten maken, als hij het maar probeert. Het mag voor zich spreken dat deze aanpak op school geldt bij het uitvoeren van alle taken en het aanleren van kennis bij alle vakken. Met een stukje inzet, doorzettingsvermogen, sturing, optimisme, nieuwsgierigheid en ingenuity kun je niet altijd het onmogelijke mogelijk maken, maar uiteindelijk wel verder komen dan je ooit had durven dromen.  
0 notes
peecee-columns · 6 days
Text
Tijdverlies door vooruitstrevendheid
‘Ik hol maar achter de feiten aan. Ik blader door een lege agenda van 2022, sta bij de bushalte een foto te maken van afgebladderde affiches en koop in de afslag toiletpapier met kerstmotieven. Zo gaan de dagen voorbij. De winst van 2024, ik weet het zeker, gaat weer tijdverlies zijn…’ schreef de Belgische columniste An Olaerts in het eerste Zout-magazine van dit jaar. Het zijn enkele zinnen uit een column waarin ze weergeeft hoe ze terugblikt op het vorige jaar en het vermoeden heeft dat ze zich ook in het nieuwe jaar waarschijnlijk zal gaan verliezen in het beleven van futiliteiten.
Het is een herkenbaar beeld voor velen: voornemens hebben of plannen maken en vervolgens in de loop van de tijd prikkelende uitdagingen, onverwachte obstakels, onontdekte zijwegen of verrassende wendingen tegenkomen. Probeer dan nog maar eens de focus op het gestelde doel te behouden. Sommige plannen overstijgen echter de persoonlijke doelen. Ze worden groots voorgesteld en in rap tempo geïmplementeerd met het vizier op verbetering in de toekomst, maar manifesteren zich vervolgens soms als een teleurstellende tegenvaller. Wanneer het plan bewezen minder effect creëert dan op voorhand gedacht, moet er plotseling weer naar nieuwe oplossingen worden gezocht. Daarbij komen tijd, geld, effectiviteit en energie meestal als verliezers uit de bus en maken we in plaats van een stap naar voren een paar stappen terug in de tijd.
Wat was het bijvoorbeeld ruim tien jaar geleden een vooruitstrevend plan om in te zetten op al dan niet volledig digitaal onderwijs. Er verschenen al snel diverse apps, zoals onder andere Snappet, die kunnen worden ingezet als hulpmiddel voor de leerlingen op het gebied van taal, spelling en rekenen. Inmiddels zou een derde van alle basisscholen deze app gebruiken als volwaardige digitale lesmethode. ‘De opkomst van Snappet heeft de markt echt opgeschud en de digitalisering in het onderwijs aangezwengeld’, vertelt onderzoeker naar digitalisering van het onderwijs aan de Universiteit van Utrecht, Niels Kerssens in dagblad Trouw.
Synchroon aan de toenemende digitalisering in het onderwijs liepen de resultaten van de jongeren in ons land flink achteruit. Met name het leesonderwijs scoort steeds slechter en laat een ongeremde vrije val zien in de statistieken. Dit kwam naar voren uit de laatste PISA-scores, waarin wordt onderzocht hoe de resultaten van de Nederlandse 15-jarige leerlingen zich verhouden tot de resultaten van leeftijdsgenoten uit andere landen. Zweden kreeg door de digitalisering van het onderwijs, net als ons land, ook te maken met een zogenaamde ‘leescrisis’. De overheid greep radicaal in en besloot dat scholen moesten stoppen met het gebruiken van digitale lesmethodes en zich weer moesten gaan toeleggen op het gebruik van boeken en schriften.
Ondanks dat er ook voordelen zijn aan het gebruik van digitale leermethodes - denk aan het monitoren van de leerlingen en het daardoor kunnen inzetten op het gepersonaliseerd aanbieden van onderwijs - gaan ook in ons land inmiddels steeds meer scholen over op de terugkeer van boeken, schriften en pen en papier in de klas. De voordelen van handmatig schrijven zijn onder andere een verbeterde fijne motoriek en een betere verwerking van de leer- en leesstof doordat je aandachtiger bezig bent om datgene wat je schrijft te verwerken. Beeldschermen worden daarnaast vaak geassocieerd met snel en minder gedetailleerd lezen. Lezen vanaf papier is daarentegen minder vluchtig en er wordt meer concentratie en discipline van de lezer verlangd. Dat is vervolgens weer effectiever, omdat het een handeling is die aanzet om je brein intensiever te gebruiken, waardoor het tekstbegrip toeneemt.
In haar column lijkt An Olaerts er moeite mee te hebben dat ze altijd maar ‘achter de feiten aan holt’. Doorslaan in overhaaste vooruitstrevendheid kan uiteindelijk ook leiden tot tijdverlies. Vaak is de keuze van de middenweg dan ook de beste, voor een potentieel uitzicht op latere winst.
0 notes
peecee-columns · 2 months
Text
Lerarentekort eigen schuld?
‘Dat scholen minder hoge eisen stellen aan de persoon die voor de klas staat, is inherent aan deze tijd van arbeidskrapte. Je hoeft geen cv te sturen, een belletje is genoeg voor een gesprek. Bevalt dat ook maar enigszins, dan ben je aangenomen. De Pabo is niet zaligmakend meer en dat juich ik toe. Goede ouders kunnen vaak goede leerkrachten zijn. Mensen zonder kinderen, maar met gezond verstand, empathisch vermogen en overtuigingskracht komen ook heel ver…’ Het zijn een aantal verbazingwekkende woorden die AD-columnist Dennis Captein onlangs schreef over het gemak waarmee het lerarentekort, volgens hem, zou kunnen worden opgelost.
Columnisten hebben doorgaans de vrijheid om te schrijven waarover ze willen schrijven, mits hun stukken niet racistisch of anderszins aanstootgevend zijn van aard. Omdat een column over het algemeen een persoonlijke zienswijze bevat die bepaalde feiten met bepaalde meningen combineert, liggen zo’n stukken geregeld onder vuur. Het hebben en mogen ventileren van een mening op een x-aantal vierkante centimeters in een krant is een mooi podium, maar roept door de subjectiviteit ervan ook geregeld discussies op. Niet zo gek, want iedereen heeft, net als een neus, een eigen mening. En al die neuzen bij elkaar wijzen nu eenmaal nooit allemaal dezelfde kant op.
Na het lezen van de recente column van Dennis Captein bleef ik achter met vragen als: is dit misschien sarcastisch bedoeld? Waar blijven de feiten? En, wat wil de schrijver hiermee bereiken, buiten het binnenharken van veel negatieve reacties en commentaar? De verbazing over zoveel onwetendheid en het hoge aantal ondoordachte aannames in de korte column overheersten. Zo schrijft Captein onder andere verderop dat het probleem van het lerarentekort is gecreëerd door de huidige leerkrachten zélf: ‘Het geweeklaag over de werkdruk (die heus meevalt) heeft nieuwe aanwas weggejaagd. Met al die protesten hebben de leerkrachten hun eigen nest bevuild, waardoor basisscholen nu met de handen in het haar zitten.’
Je zou er haast zelf ook sarcastisch van worden, zo vlak na de twee-weken-durende-kerstvakantie, met een nieuwe periode van maar liefst nog vier weken lesgeven voor de boeg, waarna de volgende vakantieweek zich alweer aandient (want: leraren hebben immers meer vakantie dan mensen die werken, toch?). Ik zou de schrijver van de column daarnaast graag willen uitleggen dat alle protesten waarschijnlijk niet nodig zouden zijn geweest wanneer de politiek meer affectie met het onderwijsveld had getoond en zich niet decennialang had beziggehouden met het bedenken en in/uitvoeren van zaken die het onderwijs alleen maar hebben geschaad - zoals bijvoorbeeld de invoering van het Passend Onderwijs als verpakte bezuinigingsmaatregel, de inzet op misplaatste excellentie, het negeren van de roep om kleinere klassen, het meehelpen opvoeren van de prestatiedruk (en daar nu weer op terugkomen), het eerdere bevriezen van de salarissen, enzovoorts - in plaats van geholpen. De getalenteerde vakmensen en gemotiveerde zij-instromers houden het helaas soms snel voor gezien, mede door de bekritiseerde werkdruk, die blijkbaar toch niet altijd ‘heus meevalt’.
De meningen over werken in het onderwijs zijn overal aanwezig en zeer uiteenlopend van aard. Dit stuk is dan ook niet geschreven om alle neuzen dezelfde kant op te krijgen. Het is juist meer bedoeld om werken in het onderwijs te zien en aan te prijzen als een eervol en mooi beroep, dat zeer gevarieerd is en waar de impact groot van kan zijn. Van verzuring is mijnerzijds dan ook geen sprake en Dennis Captein is te allen tijde van harte welkom om de daadwerkelijke beroepspraktijk eens in levende lijve mee te maken. De afsluitende woorden in de laatste zinnen van zijn column stemmen echter hoopvol: ‘Maar juffen en meesters, die hoog en droog tafeltjes oefenen, scheidsrechter zijn bij de potjes trefbal en met de klas oefenen voor de schoolmusical, die hebben toch een mooie job?’
0 notes
peecee-columns · 2 months
Text
U bevindt zich hier
De zanger Spinvis (Erik de Jong) is een woordkunstenaar die op zichzelf staande woorden en zinnen verwerkt tot prachtige, melodieuze liedjes. Zo ook bijvoorbeeld in het lied Herfst en Nieuwegein, dat dateert uit 2002: de wind verzamelt stemmen en papier / herfst en Nieuwegein / een auto en een man en een rivier / vanaf hier is alles wat het lijkt / de kaart waarop hij kijkt / de sneltram en het kruispunt / en het zwembad / u bevindt zich hier. De tekst van dit nummer werd onlangs door de zanger geanalyseerd in het muziekprogramma Top 2000: The Untold Stories. 
Jarenlang leidde De Jong een dubbelleven. ’s Nachts werkte hij bij een postsorteercentrum, overdag schreef hij liedjes. Het idee voor de tekst van bovenstaand liedje ontstond toen hij op een nacht na het werk langs een industrieterrein naar huis fietste. Daar zag hij een man enigszins verdwaasd naar een bord kijken met daarop een plattegrond van de stad en een pijl met daarbij de tekst ‘u bevindt zich hier’. De man werd gevangen door de tijd, op dat verstilde moment bij het bord. Hij bevond zich immers op dát moment in zijn leven op déze plek. Maar niet alleen op deze plek, ook in dit jaar, in dat lichaam, in deze herfst, in Nieuwegein.
Het beschreven beeld uit het desbetreffende liedje deed mij vervolgens denken aan een filmstill; een foto die tijdens het opnemen van een film wordt gemaakt, meestal voor promotiedoeleinden. Het is een momentopname van iets dat zich op dat ene moment, tijdens die minieme fractie van een seconde, afspeelt in een film. Bijna net zo fascinerend en on(be)grijpbaar als het besef dat het heelal als oneindig te boek staat, is het fenomeen van leven in het hier en nu. De vluchtigheid ervan maakt duidelijk dat er altijd, op elk moment, een ‘nu’ is en dat er altijd een herleidbare tijd aan dat nu-moment voorafging in de vorm van jaren, dagen, uren, minuten en seconden. Daarentegen blijft voor iedereen in het ongewisse welke tijd er nog na zal gaan komen.
We bevinden ons momenteel met z’n allen hier, aan het begin van een kansrijk en nieuw jaar. Dat idee maakt mensen optimistisch en daadkrachtig. Er lijkt dan nog voldoende energie te zijn voor het stellen van doelen en het aangaan van nieuwe uitdagingen. Het is uiteraard een nobel streven. Echter, vooruitblikken in het nu en het kunnen afvinken van bepaalde to do’s en to dont’s in de toekomst, kan niet plaatsvinden zonder de ervaringen en verhalen uit ons verleden te overzien. Kortom: om progressie te boeken en later bepaalde successen te kunnen vieren moet je juist durven terug te kijken. Wat heeft het verleden je gebracht en geleerd? En wat kun je hiervan inzetten om aan het einde van het jaar tevreden te zijn met waar je je dan bevindt?
Tijdens de laatste week voor de kerstvakantie trof ik Lucas op school: “Ha meneer Cuijpers, kent u me nog?”, zei hij, terwijl hij naar me toe kwam gelopen in de docentenkamer. Lucas zat twaalf jaar geleden in mijn mentorklas. En ja, ik herkende hem inderdaad nog. Hij was nu zelf leerkracht op een basisschool in de buurt. Met zijn klas volgde hij kennismakingslessen op onze school. “Ik herinner me nog goed dat we een keer tijdens de mentorles een blad kregen en hier een prop van moesten maken die we vervolgens weer moesten gladstrijken. De geribbelde lijnen bleef je zien. Deze oefening doe ik nu ook elk jaar met mijn leerlingen!” Uit deze herenigde kennismaking sprak, op de valreep van het jaar, een mooie metafoor: we bevonden ons nu hier en bespraken een flard van waar we ons ooit hadden bevonden. In de tussenliggende tijd waren vast de nodige lijnen gladgestreken.
0 notes
peecee-columns · 2 months
Text
De gelaagdheid van ons persoonlijke canvas
“Meneer, mijn tekening is mislukt! Mag ik opnieuw beginnen?” Het is een vraag die ik geregeld hoor in de klas. Zo ook tijdens het maken van de Corneille-opdracht. Hierbij tekenen de brugklassers op een groot vel karton een compositie van elementen die gebaseerd zijn op het werk van de beroemde schilder. Wanneer de schets af is kan er begonnen worden met schilderen. Het is soms de eerste keer dat deze elf- en twaalfjarigen een kwast en penseel in hun handen hebben. Wanneer dan, in hun ogen, de creatieve crisis toeslaat, komt vervolgens die onvermijdelijke vraag.
Ik gun het ze uiteraard, zo’n nieuw schilderblad, maar toch zet ik op zo’n moment even in op een begeleidend onderwijsleergesprekje. Daarbij staat altijd een vraag centraal. In dit geval: waarom zou je opnieuw willen beginnen? “Omdat het niet mooi is”, hoor ik dan vaak. Het is een antwoord dat meestal ongegrond is. Ondanks de mineurstemming van de leerling op dat moment, probeer ik uit te leggen waarom het niet nodig is om opnieuw te beginnen. Verf is namelijk een zeer dankbaar goedje dat prima overschilderbaar is. Zelfs wanneer de eerste laag nog nat is kun je er mooie effecten mee creëren. Ter bevestiging schilder ik een stukje voor. Het leerdoel bij deze opdracht is drieledig: de leerling leert de motorische vaardigheden van het schilderen, maar tegelijkertijd ook wat de mogelijkheden van verfverwerking zijn én om niet zomaar de kwast erbij neer te gooien als het even tegenzit.
De toegankelijkheid van verf en het opnieuw kunnen beginnen biedt kansen en staat garant voor een nieuwe uitdaging. Een goed voorbeeld hiervan is het project dat beeldend kunstenaar Daan den Houter bedacht: Het Overschilderschilderij. In 2002 schilderde hij op een doek van 50x60 cm een eerste laag. Het doek werd tentoongesteld in de kleinste galerie van Rotterdam; een vitrinekast van een vierkante meter, behorend bij café De Schouw in de Rotterdamse Witte de Withstraat. Sinds die tijd werd elke zes weken een kunstenaar uitgenodigd om over het bestaande werk heen te schilderen, zodat er op die manier een nieuw schilderij ontstond dat vervolgens weer zes weken te zien was in de kunstvitrine. In juni 2022 werd de honderdvijftigste laag op het doek geschilderd. Daar zijn tot op heden nog negen verfcreaties overheen gegaan, met als resultaat dat het originele doek waar Den Houter destijds aan begon inmiddels ruim tien kilo weegt en 51x61 cm meet.
Zo tegen het einde van een jaar kunnen we allemaal terugblikken op de dagen die achter ons liggen en op de lagen die we hebben beleefd en die onwillekeurig op ons eigen canvas terecht zijn gekomen. Elk jaar zijn er wel een x-aantal dagen bij die kleurloos en dof zijn, waarbij de enige glans komt van de lang drogende, stroperige olieverf. De verwerkingstijd is traag en het vergt discipline en geduld om te blijven denken aan betere tijden waardoor je verwachtingsvol weer verder kan en durft te gaan. Soms schilder je energiek en onwetend met plakkaatverf, in de hoop dat het goed hecht, kleurvast blijft en niet zal gaan scheuren wanneer de verflaag droogt. Het is soms een utopie. Maar de dagen die je met waterverf schildert blijken daarentegen juist transparant en vol van hoopvolle kansen te zijn.
Het is een waardevolle gedachte dat we zoveel mogelijk zelf mogen beslissen over de compositie van ons levenswerk en de materialen die we daarvoor gebruiken. Wanneer iets tegenzit is het nog niet mislukt. Het biedt juist kansen om opnieuw te mogen beginnen en jezelf te herpakken, verbeteren of misschien zelfs te overtreffen. Je levens(kunst)werk zal groeien. En ondanks dat het dag na dag iets aan gewicht zal gaan toenemen, hoeft het uiteindelijk niet zwaarder aan te gaan voelen.
1 note · View note
peecee-columns · 2 months
Text
Het leven is geen cijfer
Overal waar cijfers worden gehanteerd, zal ook de druk toenemen. Hiermee bedoel ik bijvoorbeeld de druk om meer effectiviteit te creëren, om sneller te worden, om hogere doelen na te streven en om rijker te worden. Hierdoor proberen we te voldoen aan onze eigen maatstaven of aan die van anderen. Dit kan er na verloop van tijd voor zorgen dat het leven dat we leiden uitmondt in een ratrace: een reeks van handelingen die soms niet helemaal leiden tot het gewenste resultaat, waardoor we een tandje zullen bijzetten om wél te voldoen aan de persoonlijke of extern opgestelde criteria.
Als voorbeeld neem ik de sport. Er is weinig zo gezond als regelmatig en ontspannen je rondje te lopen, baantje te zwemmen of stukje te fietsen. Echter, elke sport en activiteit bezit uiteindelijk weer triggers die ervoor kunnen zorgen dat zelfs een ontspannen blokje om wordt gedomineerd door een luxe hartslagmeter en dito stappenteller. En het is natuurlijk wel een uitdaging om elke week minimaal honderd banen te zwemmen binnen een steeds kortere tijd. Bestaan er trouwens nog wieleruitrustingen zonder metertjes, klokjes, tellertjes en apps? En dan heb ik het in bovenstaande voorbeelden alleen nog maar over het recreatieve deel van het bedrijven van sport.
Zo’n twee decennialang was ik actief als wedstrijdzwemmer. Wat begon met het behalen van diploma A eindigde twintig jaar later met een zwemtas vol afgevinkte persoonlijke doelen. Ondanks het feit dat mijn volledig intrinsiek gestuurde credo al die jaren harder, better, faster, stronger was, heb ik deze periode nooit als negatief ervaren, maar zie ik er juist - naast de mooie herinneringen - de voordelen en de positieve kanten van in. Ik ben er namelijk van overtuigd dat sporten op een bepaald niveau je leven kan verrijken op het gebied van planning, doorzettingsvermogen, communicatie en het aangaan en onderhouden van sociale contacten.
Daaropvolgend zijn er parallellen zichtbaar tussen het bedrijven van (top)sport en het onderwijs. Voor veel leerlingen wordt het schoolleven vaak gezien als een wedstrijd, waarbij er jarenlang getraind moet worden om uiteindelijk op een zo hoog mogelijk schavotje te eindigen tijdens de jaarlijkse huldiging van de eindexamenkandidaten. Het diploma staat symbool voor de verdiende medaille of beker, de eindcijfers voor de persoonlijke records en de bloemen en het applaus uit de zaal voor de bevestiging van het behaalde succes. Er mag gejuicht worden, zo vlak na de eindstreep. Want je hebt het papiertje en je grootste overwinning tot dan toe in the pocket.
De connotatie van het woordje ‘wedstrijd’ in combinatie met school, is voor veel leerlingen in het voortgezet onderwijs gebaseerd op het feit dat ze school te veel als een ‘strijd’ zien waarbij gepresteerd moet worden, omdat dat van ze wordt verwacht door de maatschappij. Het is aan de politiek, de schoolbesturen, de directies en het onderwijzend personeel de taak om onderwijs niet te presenteren als een ongezonde plichtmatigheid waar dagelijks gescoord moet worden. Maar waar een kind kan leren en groeien in een veilige en ontspannen sfeer door gezien te worden en intrinsiek gemotiveerd te zijn, of om dat op z’n minst na te streven.
In het nieuwste boekje van ex-leraar en schrijver Johannes Visser (Is het voor een cijfer?) staat beschreven hoe dit bereikt kan worden. Bijvoorbeeld door het inzetten op de begrippen autonomie (keuzes mogen maken), verbondenheid (aangaan van betekenisvolle relaties) en competentie (goed zijn in wat je doet) in het onderwijs en het verminderen van het aantal toetsen waar de leerlingen per jaar een cijfer voor krijgen. Wanneer we dat onthouden zullen uiteindelijk meer leerlingen op een prettige manier over de finish komen en ervaren dat hun leven niet alleen verrijkt is door het behalen en nastreven van bepaalde cijfers.
1 note · View note
peecee-columns · 4 months
Text
Denken in kansen helpt het onderwijs
In juni 2023 riepen de gezamenlijke onderwijsbonden op om tijdens de dag van de leraar (5 oktober) te gaan staken. “Als we mensen in het onderwijs slecht betalen, worden de lerarentekorten alleen maar groter”, sprak onderwijsbond AOb uit. Het was een noodoproep die al jaren rondzingt om het kabinet ervan te doordringen dat het crisis is in het onderwijs. Jarenlange verwaarlozing van de meest belangrijke sluitpost op de politieke agenda zorgde onder andere voor te weinig onderwijzend personeel, lonen die de inflatie niet kunnen bijhouden en een dramatische daling van het kennisniveau op de mondiale ranglijsten.
Schijnbaar uit het niets kwam begin september het bericht dat er een onderhandelaarsakkoord was gekomen. Per 1 juli 2023 zou het onderwijspersoneel een loonsverhoging krijgen van tien procent, een eenmalige uitkering naar rato in november én zouden de reiskosten worden verhoogd van twaalf naar zeventien cent per kilometer. Tevens zouden er voortaan betere afspraken worden gemaakt voor startende docenten. Zo moet er op alle scholen een goed begeleidingsplan komen voor tenminste drie jaar, om nieuwe docenten binnen boord te houden en ze wegwijs te maken in het onderwijs. Een prima toegift die ervoor zorgde dat de eerder geplande stakingsdag acuut werd afgeblazen.
Onder andere de werkdruk, minder goede begeleiding en de ontoereikende lonen zouden voor één op de vijf starters de reden zijn om binnen vijf jaar te stoppen met lesgeven. Een belangrijke groep van gedreven onderwijsmensen die we keihard nodig hebben lopen we hiermee mis. Maar dat zijn echter nog niet de enige redenen. Tegelijkertijd met het bericht van de loonsverhogingen las ik namelijk in het AD het verhaal van de aanstaande leerkracht, Merijn Siep. Hij had het eerste jaar aan hogeschool Windesheim goed doorlopen. Alle leerdoelen waren gehaald en hij had niets dan lof mogen ontvangen tijdens zijn stages. Toch moest hij zijn opleiding tot leraar staken, omdat hij voor de derde keer de taaltoets niet had gehaald. Hij had twee fouten te veel in de toets die niet op alle pabo’s verplicht is, maar toevallig wel op Windesheim. Het was de laatste kans geweest om zijn studie als gemotiveerde leraar voort te zetten.
De directeur van de opleiding vond het ‘verdrietig’ voor de leerkracht in spé, maar beriep zich tevens op de maatschappelijke opdracht om het algemene niveau van het onderwijs te verhogen. Rekenen en taal zijn immers de pijlers van gedegen onderwijs. Aan de kwaliteit mag niet worden getornd, vond ook Karin van Weegen, als voorzitter van het Landelijke Overleg Lerarenopleidingen Basisonderwijs. Ondanks de bijkomende vervelende gebeurtenissen die Merijn Siep troffen - hij had burn-outklachten en er was een overlijden binnen zijn familie ten tijde van de toetsen - bleef hij een zogenaamd nummertje dat niet voldeed aan de eisen van de opleiding. Al zijn enthousiasme, gedrevenheid en eerder behaalde goede beoordelingen ten spijt.
Het kenmerkt de huidige toets- en afrekencultuur die, lijdend onder jarenlang kabbelend onderwijsbeleid vanuit Den Haag, meer en meer breed inzet op enkel effectiviteit, waar aan de andere kant juist meer om maatwerk wordt gevraagd. Deze student zou dan ook, ondanks het (nog) niet behalen van de taaltoets, meer kansen moeten krijgen. Hij zou bijvoorbeeld voorwaardelijk door mogen gaan en bewijzen dat hij voor het einde van het vierde jaar de gewenste taaltoets alsnog voldoende afsluit. Extra aandacht tijdens de voorbereidingen van taalopdrachten zouden hem ook kunnen helpen om de leerlingen de gewenste taalvaardigheden aan te leren, mogelijk met behulp van een stagebegeleider. Een poll op de site bij het nieuwsbericht liet zien dat mijn, blijkbaar niet-populaire, mening slechts gedeeld wordt door twintig procent van de 9485 stemmers. (Meer) kansen bieden, kijken naar wat er wél goed gaat en vooruit denken in oplossingen zitten blijkbaar nog niet zo in ons gezamenlijke systeem, waar de afrekencultuur lijkt te floreren als nooit tevoren.
0 notes
peecee-columns · 4 months
Text
Het belang van verbondenheid als troost
‘Het was een moment van geluk, zoals Agnès dat graag had gewild. We ontmoetten elkaar op een feest, het was een laatste kans om bij haar te zijn, samen…’ Met deze woorden verklaarde Stéphane Voirin in de Volkskrant waarom hij op het plein voor de Sainte-Eugenie kerk in het Franse Biarritz begon te dansen, vlak voor de kist van zijn vermoorde vrouw. Agnès Lasalle was docente Spaans. Ze werd in februari van dit jaar tijdens de les door een zestienjarige leerling met een keukenmes doodgestoken. Op de begeleidende foto zien we Voirin vol overgave dansen op de Franse versie van het nummer Love van Nat King Cole. Het was hun lievelingsnummer. Agnès kijkt op de achtergrond vriendelijk lachend mee.
Vervolgens waren er blijkbaar mensen die hun ongeloof uitten bij wat ze zagen gebeuren, las ik in de tekst bij de memorabele foto. De actie van Voirin zou volgens enkele zure criticasters in scène zijn gezet. Een bedorven mening van enkele toeschouwers die context en beleving in twijfel trokken bij het aanschouwen van een man die het liefste wat hij had was verloren. Op de foto zag je in de holle ruimte tussen zijn armen zijn vrouw meedansen. Het was een ultiem moment van verbeelding en persoonlijke troost. Een laatste keer samen dansen, alsof ze er nog was, op een plein waarbij de omstanders voor enkele minuten kritiekloze decorstukken waren.
Het beeld riep vragen bij me op. Bijvoorbeeld: hoe rekbaar is de aangeboren levenselastiek? En hoe flexibel is onze geest, die er doorgaans weer voor zorgt dat we gaan doen wat van ons wordt verwacht of wat we van onszelf verwacht(t)en? In tijden van onrust, tegenslag en verdriet is het soms goed om hier eens bij stil te staan. Het ordenen van relativerende gedachten is van belang, omdat we leven met een steeds langer wordende persoonlijke geschiedenis aan de ene kant en een steeds korter wordende toekomst aan de andere kant. Hoe we ons daarin verhouden kan verschillen van dag tot dag en van mens tot mens, vaak geleid door gebeurtenissen en invloeden van buitenaf.
Tijdens de zomervakantie zat ik op een te grauwe dag voor de tijd van het jaar op het terras van een koffiezaak in de stad. Om me heen waren een aantal tafeltjes bezet door andere koffieliefhebbers. Voor me schoof een oudere man aan met een hoed op. Kreunend plofte hij in de rieten stoel en ging vervolgens vrijpostig in gesprek met een groepje mensen aan de tafel naast hem. Na enkele zinnen over figuurlijke koeien, kalveren en het weer te hebben gesproken zei hij plotseling dat zijn leven nooit meer hetzelfde was sinds zijn zoon was overleden en dat hij er sindsdien maar het beste van probeerde te maken. Het gesprek kreeg een bijzondere en aangrijpende wending toen zijn nieuwe gesprekspartner, een man van begin vijftig, vertelde dat hij hooguit nog maar een jaar te leven zou hebben.
In gepaste stilte hoorde ik de verhalen aan en keek eens ongemakkelijk om me heen naar de andere bezette plekken. Achter me, aan een van de weinige tafeltjes binnen, zaten twee jonge vrouwen aan een grote ijskoffie met slagroom. De vrouw die het dichtst bij het raam zat was bleek en voorzien van allerlei slangetjes aan haar lichaam. Enkele plekken verderop op het terras zat een jonge moeder met haar dochtertje. Toen ze het terras verlieten ondersteunde het dochtertje haar moeder naar de scootmobiel. Ondertussen was ik slechts een toevallige toehoorder en aanschouwer van alles wat er zich hier, in een doodnormale koffiezaak, afspeelde. Ik voelde me voor even onnodig overbodig, in een zaak waar levens werden geleefd en waar het zwarte goud ons verbond in de zoektocht naar een bakkie troost.
0 notes
peecee-columns · 4 months
Text
Groots dromen voor morgen
De Duitse kunstenaar Anselm Kiefer houdt van groot, groter, grootst. Het liefst maakt hij kunstwerken die de grootte van een expositieruimte of zijn eigen atelier ontstijgen, laat staan dat ze boven de bank in de woonkamer gehangen kunnen worden. De intentie van de kunstenaar is dat zijn werken indruk moeten maken. Niet alleen wat thematiek betreft, maar met name door de omvang. De Volkskrant schreef onlangs in een artikel over ‘artistieke obesitas’ en gebruikte termen als ‘impact art’ en ‘gigantisme’ om de megalomane creaties van enkele beroemde kunstenaars te duiden, waaronder ook de werken van Anselm Kiefer.
Enkele keren stond ik oog in oog met Kiefers werk en met terugwerkende kracht kan ik de bovenstaande krachttermen beamen. Zijn immense doeken stralen een soort strijd uit waarbij de intentie om het werk te willen begrijpen en gegrepen worden door de artistieke grootsheid om voorrang wedijveren. Een schilderdoek is in handen van Kiefer namelijk niet alleen een plat vlak waar na verloop van tijd vormen en kleuren op verschijnen, maar een object om op te bouwen. Meestal in letterlijke zin, want zijn creatieve overredingskrachten beperken zich niet tot het gebruik van alleen maar verf. Hij gebruikt alles wat maar voor handen lijkt te zijn, zoals bijvoorbeeld stro, hout, glas, ijzer en haren, om zijn kunstwerken zoveel mogelijk gelaagdheid en doorleefdheid te geven. Zelf zegt hij hierover in NRC dat hij ruïnes produceert. Want een ruïne is voor hem altijd ‘het begin van iets anders’.
Aan de basis van Kiefers kunst staat het einde van de Tweede Wereldoorlog en de puinhopen die achterbleven. Hij werd geboren in de kelder van het ziekenhuis in Donaueschingen. Hun huis werd diezelfde avond gebombardeerd. De gedachten aan het verdriet en de onmacht maakten hem later strijdbaar, op z’n eigen manier. Het bouwen op ruïnes, in de breedste zin van het woord, stond aan de basis van zijn latere werken. Hij wilde grootse kunst maken om te imponeren en te overrompelen. Noem het overdaadkracht: een vermenging van grootsheid in overdaad en daadkracht.
De hedendaagse belangstelling voor het werk van Kiefer en de achtergronden van zijn oorlogsverleden zijn momenteel bijzonder actueel. Op grote delen van de wereld is er oorlog en zijn de gevolgen hiervan uitzichtloos, niet te bevatten en van een onverwerkbare grootte. Het is moeilijk om je voor te stellen wat leven in tijden van oorlog met een mens doet. Wanneer het aanwezige gevaar van geweld, bommen en aanslagen je angst bepaalt, leven in vrede de grootste wens is en slapen een doodvonnis kan zijn. Uitkijken naar de gezonde dag van morgen lijkt het hoogst haalbare op de korte termijn. Vechtlust houdt je op de been, ook al is schreeuwen niet meer mogelijk. Wanneer we zouden kunnen beseffen dat dit leven van ons samen is, hoeft niemand meer alleen of bang te zijn. Dan is er hoop voor morgen, een nieuwe toekomst, en ja, vast ook het begin van iets anders.
waar moet je heen / met geweld om de hoek / en aanslagen achter je huis / die onverwachts plaatsvinden / als in een nare droom / juist wanneer je hoort te dromen / over zorgeloosheid / en morgen
waar moet je heen / wanneer bommen je laten schrikken / en kogels je laten rennen / voor je leven / wanneer je ontwaakt uit een droom / en je zorgeloosheid / plots is gevlucht
waar moet je heen / als je alleen ontwaakt / en er geen vluchtplan is / omdat paniek een laatste kans biedt / om alle kanten op te gaan / in de hoop dat je kiest voor / de enige goede
waar moet je heen / als je gedachten schreeuwen / maar je stem dat niet meer kan / omdat je je zorgen inslikt en sterk moet blijven / om te kunnen hopen / dat je vroegere zorgeloosheid / niet enkel een droom is / voor morgen
0 notes
peecee-columns · 4 months
Text
(A-)sociaal menselijk gedrag
Ondanks het feit dat musicals niet echt mijn ding zijn, vond ik dat ik als docent beeldende vorming minimaal een keer een échte musical in een theaterzaal moest hebben gezien. Eind 2012 was het zover. De Nationale Postcodeloterij gaf een laatste zetje door het sturen van een feestelijke brief met daarin de mededeling dat we twee tickets voor de musical Wicked hadden gewonnen. Het was een laagdrempelige en uitgelezen kans om te gaan ontdekken of de veelgeprezen musicalwereld mogelijk ook míjn wereld zou gaan worden.
Wicked vertelde het verhaal over een onwaarschijnlijke vriendschap tussen de populaire Glinda en de groene, strijdlustige Elphaba. De moraal van dit verhaal was uiteindelijk dat vriendschap, eigenzinnigheid en oprechtheid altijd weten te overwinnen. Glinda werd destijds gespeeld door Yvonne Coldeweijer, die een tijdlang Chantal Janzen mocht vervangen. Het werd een weergaloos musicaldebuut voor dit jonge en vrij onbekende talent. Coldeweijer speelde daarna nog in de musical The Little Mermaid en sprak onder andere nog de stemmen in van verschillende karakters in een aantal animatiefilms. Inmiddels is Coldeweijer sinds 2020 gepromoveerd tot professioneel roddelinfluencer. Via haar zeer populaire YouTube-kanaal en Instagram-account is ze zich steeds meer gaan toeleggen op het verspreiden van zogenaamde ‘BN’er-juice’; een bezigheid die haar daarnaast inmiddels ook al enkele rechtszaken heeft opgeleverd.
Roddelen, oftewel negatief spreken over iemand anders, is zo oud als de mensheid. Het is een (a-)sociaal proces, waarbij mensen op zoek zijn naar verbinding en aansluiting door  verhalen over anderen te verspreiden die veelal pijnlijk, beledigend en onjuist zijn. Wanneer er onderling negatieve uitingen over andere mensen gedaan worden, versterkt dat in veel gevallen het gevoel van erbij (mogen) horen en zal dat het zelfvertrouwen van die personen stimuleren. Op deze manier wordt het spreken over anderen in stand gehouden en zodoende het groepsgevoel versterkt. De naarste vorm van het verspreiden van roddels heet pesten. Dit ontstaat wanneer op een stelselmatige manier kwetsend over iemand gesproken wordt en deze persoon daaronder te lijden heeft.
Sinds enkele maanden verspreidt het ‘juicevergif’ zich online over de diverse kanalen van de sociale media. Een woord dat al een tijd, mede hierdoor, steeds meer aan verval onderhevig is. Zo werden onlangs een aantal roddelkanalen onderschept, waarop leerlingen op scholen worden opgeroepen om roddels over medeleerlingen én docenten te delen. Ook foto’s en filmpjes waren welkom om de verse juice nóg sappiger te maken. De impact hiervan kan, begrijpelijkerwijs, groot zijn voor de betrokkenen die in de berichten en filmpjes voorkomen. Een school zal vervolgens overgaan tot een gesprek met de betrokken leerling(en) en de ouders om in te zetten op onderling begrip en respect. Afhankelijk van de ernst van het vergrijp kan ook worden overgegaan tot schorsing.  Een en ander zwengelt de discussie over het mobieltjesverbod in scholen verder aan, maar tevens het belang van preventief inzetten op de schadelijke gevolgen die roddel en achterklap, op welke manier dan ook, met zich mee kunnen brengen. Om aan te tonen hoe roddels ontstaan laat ik de leerlingen weleens in een rij staan van tien personen. De eerste leerling schrijft een kort verhaaltje op en vertelt dit aan leerling twee. Deze vertelt het gehoorde verhaal vervolgens door aan leerling drie totdat nummer tien het verhaaltje heeft gehoord. Leerling tien vertelt vervolgens hardop het gehoorde verhaal om te checken welke waarheid is overgebleven van het originele verhaaltje. Op deze manier kun je inzetten op het creëren van bewustwording rondom het ontstaan en verspreiden van roddels en de effecten ervan. Misschien kan er daarnaast ook een voorstelling worden gemaakt die langs de scholen trekt en de leerlingen attendeert op de kwalijke gevolgen van het verspreiden van roddels. Ik weet in elk geval een zeer geschikte kandidaat voor de hoofdrol.
0 notes
peecee-columns · 6 months
Text
Wat versta je onder wijs?
Wanneer ik naar een museum ga wil ik verrast en verwonderd worden. Een gids of audiotour zijn aan mij niet altijd besteed. Ik wil het liefst op mijn eigen tempo door de zalen struinen en me laten meenemen door wat ik zie. Daarbij maakt het voor mij niets uit of er kunstwerken worden getoond die ik ken uit boeken, documentaires, of misschien wel uit de lessen kunstgeschiedenis of dat het onbekende werken zijn die mij pakken door hun vorm(en), kleur(en), thematiek of gebruikte materialen. Vragen stel ik daarbij intern aan mezelf. Antwoorden daarop volgen door te kijken en nóg beter te kijken. Deze zijn nooit goed of fout. Het ondergaan en ontdekken van kunst is namelijk een kwestie van ervaren en observeren. Vaak in die volgorde, maar ook weleens andersom.
Waar ik tegenwoordig talloze mogelijkheden heb om antwoorden te krijgen op mijn vragen, was dat in een ver verleden heel anders gesteld. Ik was nog niet zolang op deze wereld en er was immens veel om te ontdekken. Zo herinner ik me de gesprekken die ik had met mijn moeder, terwijl ik bij haar achterop de fiets zat. Tijdens zo’n fietstochtje - bijvoorbeeld naar de bakker, drie straten verderop - trok de grootse wereld als ik opzij keek als een film aan me voorbij. Soms was het hetzelfde filmpje, maar toch zag ik altijd wel weer iets nieuws dat mijn aandacht trok. De jonge observator in mij wakkerde een nieuwsgierigheid aan voor het alledaagse dat voor mij niet alledaags was en waarvan ik verwachtte, nee, zelfs verlangde dat het benoemd zou worden.
“Wat doet die paal daar op de stoep?”
“Dat is een lantaarnpaal”, begon mijn moeder, wetende dat het gesprek hiermee nog niet ten einde was.
“Wat is een lantaarnpaal?”
“Die geeft licht als het donker gaat worden”
“Waarom geeft die licht als het donker gaat worden?”
“Omdat de mensen op straat anders niets kunnen zien”
“Waarom kunnen mensen dan niets zien?”
“Omdat het donker is ’s avonds”
“Waarom is het donker ’s avonds?”
“…”
“Zo, we zijn bij de bakker. Lust je een lekker broodje?”
Al snel werd voor mij duidelijk dat alles om me heen een functie had, maar tegelijkertijd ook iets esthetisch met zich meedroeg. En dat juist dit in combinatie met elkaar, naast functionaliteit, ook kon zorgen voor verfraaiing, verwondering of verbeelding. Drie belangrijke functies die nogal eens worden onderschat of onderbelicht.
Op het moment van schrijven heb ik in mijn werk als docent inmiddels ruim 920 lesweken gedraaid, wat neerkomt op drieëntwintig schooljaren. Daarin heb ik duizenden pre- en postpubers geïntroduceerd in de wereld van kunst en ze mogen vertellen dat alles om ons heen van waarde is en ooit bedacht en ontworpen is door mensen die ooit dromen hadden en deze wilden verwezenlijken. Er zijn honderden ogen geopend door dingen te ondervinden en te doen, te maken en te verscheuren, opnieuw te beginnen en te ondergaan. Er kwamen tranen, er waren lachende gezichten, er waren mooie verhalen en twijfels. Er waren grote successen en kleine grote successen, die soms misschien nog mooier waren. Er waren ‘kan ik niet’-leerlingen en er waren ‘wil ik niet’-leerlingen, die uiteindelijk grotendeels transformeerden in ‘ik probeer het’-leerlingen.
Het onderwijs in de huidige maatschappij draait inmiddels niet alleen meer om het aanbieden van enkel cognitieve bagage. Steeds meer synthetiseert het leren naar het beleven van de wereld in het klein, waarbij jonge mensen hun zorgen, vragen en belevenissen delen en waarin ze mogen uitkijken naar een toekomst die niet later begint maar al op datzelfde moment. Als docent probeer je bij te sturen, te observeren en te ervaren. Wat dat betreft kan ik een aantal overeenkomsten met een museumbezoek niet ontkennen.
0 notes
peecee-columns · 6 months
Text
Cum laude tevreden met behaalde successen
Pieter van den Hoogenband was als drievoudig Olympisch kampioen specialist op de 100 en 200 meter vrije slag. Hij diende voor velen als inspirator en had met zijn fysieke prestaties in het chloorwater het hoogst haalbare bereikt. Inmiddels is van den Hoogenband een aantal jaren Chef de Mission van de sportkoepel NOC*NSF. Vanuit die rol zei hij onlangs dat ‘het straks gaat om de verhalen, niet om de medailles’. Een opmerkelijke koerswijziging van een man die zelf twee decennia geleden alleen maar voor de winst ging in het water. Sinds de gouden Spelen van Sydney werd het ook haast een sport om als kikkerland zoveel mogelijk medailles te behalen. Dit resulteerde in een zevende plek tijdens de laatste Olympisch Spelen in Tokyo, waar de Nederlandse topsporters met tien gouden, twaalf zilveren en veertien bronzen medailles huiswaarts keerden.
Achteraf gezien bleek niet alles goud, zilver of brons te zijn wat er blonk. De aanloop naar deze aansprekende resultaten, waar we als consument zo graag naar kijken en tevens haast naar verlangen, ging voor sommige sporters echter niet van een leien dakje. Er kwamen klachten binnen, waardoor een landelijk onderzoek werd aangekondigd waarbij de topsportcultuur en de grenzen daarvan moesten worden bekeken en onderzocht. Hieruit ontstond de kentering. Moesten er koste wat kost zoveel mogelijk medailles worden behaald om als land zo hoog mogelijk te eindigen in de medaillespiegel? Moet er voorafgaand aan de komende Spelen ook weer een streefaantal medailles worden genoemd, met alle gevolgen van dien? En daarbij: wie weet later nog te vermelden wat het aantal behaalde medailles was van eerdere Olympische Spelen?
Tegelijkertijd met deze overpeinzingen verschenen in de media berichten over het afschaffen van de cum laude-regeling op hogescholen en universiteiten. Met deze maatregel hoopt men de prestatiedruk onder studenten te verminderen en zodoende het aantal burn-outs onder jong volwassenen te temperen. “De cum laude legt te veel nadruk op presteren in plaats van leren”, aldus Hester Daelmans (hoofd master geneeskunde) en Christa Boer (vice-decaan onderwijs), beiden werkzaam aan de vrije universiteit van Amsterdam, eerder in deze krant. En net als bij alle andere discussies rondom maatschappelijke thema’s, kwam er ook nu veel tegenspraak. Andere hoogleraren en onderwijsdeskundigen zien namelijk juist graag dat het predicaat cum laude blijft bestaan, zodat studenten zich kunnen blijven onderscheiden van de middelmaat.
Wanneer het om presteren gaat, zal onherroepelijk enige vorm van een bepaalde druk gaan meespelen. Het is echter van groot belang dat er bij het studeren, als ook tijdens het beoefenen van een sport, enige vorm van intrinsieke motivatie aanwezig is en de persoon in kwestie vooraf persoonlijke, realistische doelen probeert te omschrijven die gaandeweg eventueel kunnen worden bijgesteld. Niet iedereen heeft hetzelfde portie talent om een cum laude-student of dito sporter te zijn. Kijk dus vooral naar jezelf, naar je eigen capaciteiten en wat je wil bereiken. En zet vooral in op realistische kortetermijndoelen. Deze kunnen afvinken werkt zegenend. Bedenk daarbij dat waar voor de ene persoon cum laude met negens slagen betekent, dat voor een andere persoon net zo cum laude kan zijn met het scoren van allemaal zessen.
De vaak aangehaalde en gewraakte ‘zesjescultuur’ is hierbij een term die veel onrecht doet aan een hardwerkende student met minder talent om negens te scoren maar wel slaagt. Is deze dan minder waard? Of later een slechte(re) werknemer? De omslag in het prestatiedenken zal veel mensen in elk geval goed doen en stimuleren. De Olympische gedachte ‘meedoen is belangrijker dan winnen’ is in veel gevallen achterhaald en wordt vaak nog gezien als een teken van verminderde strijdlust om voor het allerhoogste te gaan. Laten
we deze gedachte omarmen, wetende dat wanneer je meedoet, je ook kans maakt om persoonlijke successen te behalen. In welke vorm dan ook.
0 notes
peecee-columns · 6 months
Text
De mooiste verhalen tref je aan de achterkant
‘Dit schilderij werd gedurende den oorlog van medio September 1944 tot 23 April 1945 op het landgoed Noorderheide te Fierhauten onder den grond bewaard. Het werd daartoe in een zorgvuldig dichtgesoldeerden zinken kist en deze in een houten kist verpakt, nadat het uit den lijst was gewonnen en voorzien van een “nood”-lijst zoodat het geheel vrij bleef (…). Het kwam geheel gaaf weder te voorschijn.’ Dit is een gedeelte van een handgeschreven brief die de heer van Beuningen op de achterkant van een schilderij plakte. Hiermee wilde hij aangeven dat het schilderij goed geconserveerd was gebleven tijdens de oorlogsjaren.
Daniël George van Beuningen (1877-1955) was een fanatiek kunstverzamelaar. In zijn huis was elk stukje muur bedekt met kunstwerken van grote meesters. Zo hing Pieter Bruegels Toren van Babel zelfs jarenlang in een ruimte waar hij volgens zijn kleindochter regelmatig eieren met spek klaarmaakte. Van Beuningen schonk regelmatig schilderijen aan museum Boijmans. Na zijn overlijden werd een groot gedeelte van de collectie aangekocht door de gemeente Rotterdam en kwamen de schilderijen in het museum te hangen. Zijn naam werd vervolgens toegevoegd aan de naam van het museum, waardoor dit Boijmans-van Beuningen ging heten.
Op 5 november 2021 opende ’s werelds eerste kunstdepot in het museumpark in Rotterdam de deuren. ‘De Pot’, zoals de plaatselijke bevolking het hypermoderne gebouw noemt, is imponerend: het is een groot, rond gebouw dat aan de buitenkant geheel voorzien is van spiegelglas. De binnenkant van het depot bestaat uit zes verdiepingen die allemaal begaanbaar zijn met trappen, glazen liften en doorgangen die eveneens uit glas bestaan, iets wat het geheel een bijzonder transparant aangezicht geeft.
De meest fascinerende ruimte is de zaal waar beroemde meesterwerken worden geëxposeerd. Deze hangen niet tegen de muur, maar vrijstaand en verdeeld door de ruimte in transparante elementen. Hierdoor is zowel de voor- als de achterkant van de schilderijen zichtbaar en kun je tussen de kunstwerken door lopen. Zo zijn er bijvoorbeeld werken te zien waarbij de achterkant verstevigd is en tref je op de getoonde schilderijen een aantal etiketten aan met daarop namen van musea waar het werk eerder hing. Verder zijn de werken onder andere voorzien van serienummers, zegels van rode was en de handtekeningen van de desbetreffende kunstenaars.
Naast het schilderij met daarop de handgeschreven brief van de heer van Beuningen, stond een groot schildersdoek met de rug naar me toe gekeerd. In grote blokletters las ik Kings of Eygh, waarbij Eygh was doorgestreept en daarboven was verbeterd in Egypt #3. Schrijffout van de kunstenaar, kan gebeuren. De grote handtekening die eronder stond leek ik te herkennen. Ik liep om het kunstwerk heen en zag meteen aan de voorkant dat het inderdaad ging om een schilderij van Jean-Michel Basquiat uit 1982. Ondanks dat ik zijn kunstwerken erg kan waarderen, was dit echter niet zijn meest in het oog springende schilderij, naar mijn bescheiden mening.
Toch was het deze subtiele fout, met dikke watervaste stift geschreven, die het kunstwerk voor mij mede zo interessant maakte. Het bood indirect een minuscuul kijkje achter de schermen van deze kunstgrootheid, die ook maar gewoon een mens bleek te zijn en blijkbaar ook weleens een schrijffout maakte. De kijk op de achterkant van de getoonde schilderijen had enigszins iets ongemakkelijks; iets licht voyeuristisch. Dit gevoel kwam mede tot stand door het feit dat we doorgaans niet gewend zijn dat schilderijen hun verborgen achterkant mogen tonen. Het leven speelt zich immers meestal aan de voorkant af, niet achter de coulissen. Wat dat betreft heeft deze zaal in het kunstdepot een voorbeeldfunctie voor ons allen: zouden we niet eens wat vaker mogen laten zien wat er achter onze eigen levens schuilgaat? Het levert vaak de mooiste verhalen op.
0 notes
peecee-columns · 7 months
Text
(Niet) ondersteboven door kantelende inzichten
Op de website wordt gemeld dat de oplevering van basisschool de Tweemaster-Kameleon in Oost-Souburg nog voor de zomervakantie kon plaatsvinden. De eerdere streefdatum van 1 april is daarmee niet behaald. Dat is ook niet heel verwonderlijk. Ruim een jaar geleden werd namelijk ontdekt dat de nieuwe school verkeerd om werd gebouwd. De nieuwbouw stond 180 graden gedraaid ten opzichte van de bouwtekening. Er kwam spoedig een oplossing: de school in aanbouw moest worden afgebroken. De focus werd gelegd op het juiste aanzicht van de bouwtekening, waardoor de school nu wél in de juiste richting kon worden gebouwd.
Tegenover deze bouwblunder staat in het Friese Workum het architectonisch prachtig uitgevoerde appartementencomplex Lânskip, dat bewust in zijn geheel ondersteboven is gebouwd. Het schuin toelopende puntdak staat in de grond geprikt en de muren, voorzien van grote raampartijen, wijzen naar de hemel. Het verschil met de eerste bouwpoging van de Tweemaster-Kameleon is dat de architect van het wooncomplex juist bewust voor deze in het oog springende bouwstijl heeft gekozen. Hij werd daarbij geïnspireerd door de oude boerderij die naast het nieuwe appartementencomplex is blijven staan. Bij het ontwerp heeft hij zelfs het volume en de hellingshoeken van deze boerderij overgenomen, waardoor een bijzonder schouwspel ontstaat en de twee gebouwen elkaar versterken.
Bijna tegelijkertijd met het opmerken van de bouwfout van de nieuwe basisschool in Oost-Souburg, werd in het museum Kunstsammlung in Düsseldorf ontdekt dat een schilderij van Piet Mondriaan al sinds de aanschaf in 1980 verkeerd om aan de muur hangt. Na het bestuderen van een oude foto, waarop het desbetreffende schilderij zichtbaar is, kwam men erachter dat bepaalde herkenbare lijnen aan de bovenkant staan afgebeeld, terwijl deze op het schilderij dat in het museum hangt aan de onderkant staan. Dit betekent dat het schilderij 180 graden gedraaid zou moeten worden. Het museum was echter niet van plan om het schilderij alsnog om te draaien.
Het eigenzinnige ontwerpersduo Viktor en Rolf was daarentegen juist wél bereid om hun nieuwste creaties alle kanten op te draaien; liefst zelfs de minst voor de hand liggende. Tijdens een coutureshow in Parijs werd onlangs hun nieuwste zomercollectie getoond en droegen de modellen zeer vooruitstrevende en bizar ogende jurken. Ze werden niet op traditionele wijze gedragen, maar juist ondersteboven, driekwart of half gedraaid en soms zelfs een stukje van het lichaam af. De ontwerpen waren vernieuwend, gedurfd en humoristisch en daardoor ook verzekerd van veel aandacht in de diverse media.
De hierboven beschreven situaties zijn allen voorbeelden waarbij gewaande functionaliteit in strijd is met de interpretatie van een object of situatie. Daarbij is het weliswaar essentiëler dat een school in het juiste aanzicht wordt gebouwd dan dat bijvoorbeeld een couturecollectie op een draagbare en toegankelijke manier wordt gepresenteerd. Er kunnen desondanks duidelijke parallellen worden getrokken tussen de verdraaide gebouwen, de onbewust en bewust gekantelde kunstverschijningen, hoe we ons verhouden tot elkaars denkbeelden en de diverse soorten ontwikkelingen waar we mee te maken krijgen.
Ik krijg geregeld de vraag of ik merk dat leerlingen veranderd zijn, in vergelijking met een jaar of twintig geleden. Het zijn echter niet de leerlingen als persoon, maar de wereld om hen heen die verandert, (in)direct om aanpassingen vraagt en een bepaalde mate van flexibiliteit en wijsheid van ze verlangt. Veranderingen worden namelijk veelal aan ons allemaal opgedrongen. Het is dan juist de kunst om daar op een persoonlijk passende manier mee om te leren gaan. Dit biedt vervolgens ook kansen om een leven te leren leiden dat volgens je eigen bouwtekening wordt vormgegeven, waarbij visies mogen kantelen en je niet ondersteboven bent wanneer je enigszins (b)lijkt af te wijken van heersende normen.
0 notes
peecee-columns · 8 months
Text
Start mobieltjesverbod aan begin nieuw schooljaar
Minister Dijkgraaf van Onderwijs kondigde onlangs vrij onverwacht aan dat per 1 januari 2024 de smartphones uit de klassen zullen worden verbannen. Een besluit waar een groot deel van onderwijzend Nederland achter zal staan, gezien de eerder uitgeschreven petitie 'Maak van de school een telefoonvrije plek', die inmiddels ondertekend werd door zo’n 8200 leraren, ouders, Kamerleden en hoogleraren.
Als docent in het middelbaar onderwijs juich ik dit besluit om meerdere redenen ook van harte toe. Zo heerst er bijvoorbeeld steeds meer onnodig concentratieverlies bij de leerlingen door het constante gepingel, getril en het oplichten van de smartphone in hun tas, broekzak of op tafel, waardoor de focus tijdens de lessen en thuis meer ligt bij het mobiele, online leven dan bij het schoolleven. Het is nog begrijpelijk ook. Het huidige puberbrein heeft een razendsnelle evolutie doorgemaakt door de evenredig snelle ontwikkelingen van de technologie. Waar voorheen de televisie en radio als stoorzenders tijdens het studeren te boek stonden, is het nu het kleine, mobiele kastje dat de vervanger is geworden voor zowel radio, tv en computer.
De spanningsbogen zijn massaal afgenomen, doordat bepaalde apps verslaving in de hand werken waar studies onder kunnen lijden. Neem apps als TikTok en Snapchat waar giftige algoritmes aan ten grondslag liggen, waardoor de jeugdigen razendsnel worden bediend op wat ze op dat moment willen zien. Spreken de filmpjes aan, dan krijgen ze vanzelf meer van dat voorgeschoteld, waardoor je al snel een aantal uren afgeleid bent door bijvoorbeeld filmpjes van puppy’s die een hoog knuffelgehalte hebben of waaghalzen die de meest bizarre trucs uithalen met gevaar voor eigen leven. Begin dan nog maar eens aan je wiskundesommen. Tevens zijn docenten kwetsbaar wanneer er aan het begin of aan het einde van de les mogelijk filmpjes worden gemaakt of foto's worden genomen. Soms wordt daarbij vergeten dat een AVG-wet er niet enkel is om de leerlingen te beschermen.
Ik realiseer me daarentegen dat het besluit 'slechts' een richtlijn is, die handhaving en toezicht iets lastiger zal gaan maken dan een algeheel verbod, zoals dit bijvoorbeeld al in Frankrijk en Zweden van kracht is. Het vreemde aan dit besluit is echter wel dat de regel pas per 1 januari van het nieuwe jaar zal ingaan. Dit heeft volgens minister Dijkgraaf te maken met het feit dat het nieuwe schooljaar eind augustus zal beginnen en dat de termijn om besluiten binnen de schoolmuren te nemen over de nieuwe regel te kort zou zijn. Toegegeven, het zijn hectische tijden, zo aan het einde van een schooljaar. Maar het nemen van besluiten en beslissingen omtrent deze nieuwe regel zou wellicht mogelijk moeten kunnen zijn, nu de minister de knoop heeft doorgehakt.
Een schooljaar loopt namelijk niet gelijk aan een kalenderjaar. Dit betekent dat in de eerste weken van september de schoolregels worden besproken en de basis van een pedagogisch en sociaal leerklimaat, voorzien van de nodige structuur, wordt gelegd. Juist dán zou het ideale moment zijn om te beginnen met het naleven van de nieuwe telefoonregel. Vlak voor of aan het einde van de vakantie zou dit gecommuniceerd kunnen worden met alle belanghebbenden, bijvoorbeeld bij het sturen van de informatie omtrent het begin van het schooljaar, zodat vanaf de eerste lesdag dit een gewoonte gaat worden. Bepaald gedrag afleren na enkele maanden is namelijk moeilijker dan er vanaf het begin mee te starten. Getuige de ervaringen van leerkrachten op scholen die al langer werken met een mobieltjesverbod, zal het verbod in het begin sowieso stuiten op enige weerstand, maar uiteindelijk zullen de effectiviteit, de resultaten en de sociale omgangsvormen toe gaan nemen en zullen ook de leerlingen dit steeds meer gaan beamen. Het is dus zeker het proberen waard.
0 notes
peecee-columns · 10 months
Text
Voorkom ambachtelijke inflatie
Als kind van de jaren tachtig en de vroege jaren negentig heb ik het geluk gehad dat mijn dagen niet werden bepaald door allerlei soorten en formaten schermen en digitale technieken. Tijdens mijn basisschooltijd heb ik letterlijk nooit een computer gezien, laat staan bediend. Mijn eerste kennismaking met het apparaat, waarvan destijds werd beweerd dat het ‘de toekomst zou gaan worden’, was in 1988. We kregen onze eerste computer: een bakbeest van een kast. Het beeldscherm was zwart en de letters waren nog nét niet fluorescerend oranje. Waarschijnlijk was dit destijds al een soort van ontmoedigingsbeleid van de computertechneuten om maar niet te lang op het scherm te turen.
Ondanks het feit dat de ontwikkelingen vanaf toen razendsnel werden ingezet en er uiteindelijk bijna geen ontkomen meer was aan een leven zonder beeldschermen en toetsenborden, heb ik tot en met het eindexamen in 1992 geen gebruik hoeven maken van deze revolutionaire technieken. Huiswerk werd nog gemaakt met behulp van een boek en schrift, agenda’s waren van papier, (boek)verslagen werden handmatig geschreven en er werd nog op fysieke wijze geknipt en geplakt. Pas in 1998, tijdens de eerste jaren van de lerarenopleiding, volgden we een blok van zes weken informatica en maakten we kennis met het nut én de afleidingen van het internet. Het was het enige blok dat ik moest herkansen.
Mijn persoonlijke hang naar nostalgie heeft gevoelsmatig wellicht een hoog ‘boomer’-gehalte. Dit wil echter niet zeggen dat ik ben blijven hangen in de digitale pre-historie. Deze column schrijf ik, uiteraard zou ik haast willen zeggen, op mijn laptop en voor bijna alle onderwijswerkzaamheden ben ik inmiddels aangewezen op de mogelijkheden die dit apparaat verder te bieden heeft. Zo worden lessen bijvoorbeeld sinds de coronatijd digitaal voorbereid en geplaatst in de zogeheten Classroom. Een handig systeem waarin leerlingen onder andere alle lessen kunnen zien, foto’s van werkstukken kunnen inleveren en waarin ik als docent beeldende vorming toepasselijke linkjes en filmpjes kan plaatsen die betrekking hebben op de lesstof. Cijfers en alle gegevens van leerlingen zijn daarnaast te vinden in het leerlingvolgsysteem dat Magister heet en presentaties worden al geruime tijd ontworpen met de digitale schaar en plaksel, in programma’s als Word en Powerpoint.
Omdat ik mijn leerlingen enigszins wil behoeden voor een volledige overname van technieken die nog maar weinig met handmatige motoriek, praktische materialenkennis en fysiek uitgewerkte creativiteit hebben te maken, probeer ik de lessen zoveel mogelijk niet digitaal te benutten tijdens de verwerking van de opdrachten. De begrippen tekenen en handvaardigheid zijn immers al genoeg aan creatieve en ambachtelijke inflatie onderhevig. Een gesprekje dat ik onlangs had met een brugklasleerling sterkte in dit geval mijn opinie. Hij liet mij weten dat hij sinds groep vier geen tekenen of handvaardigheid op school had gehad en dat er ook bijna niet meer met de hand werd geschreven, simpelweg omdat ze alles op de iPad deden. Zijn interesse en motivatie voor het vak waren daardoor logischerwijs aanzienlijk gedaald.
Het gesprekje baarde me zorgen. Op Twitter plaatste ik een oproep met de vraag of meer docenten bovenstaande geluiden van leerlingen herkenden. Veel collega’s uit het land schreven dat ze juist het belang van de ambachtelijke uitvoering van de creatieve vakken ondersteunden op hun school. Maar helaas waren er ook een aantal reacties van leraren die de situatie herkenden en zich, net als ik, ook zorgen maakten over het overmatige gebruik van digitale middelen in de klas, de toekomst van de praktijkvakken en de motoriek van de leerlingen. Ondanks deze geluiden leidt de veranderende tijdgeest ook soms tot hilarische situaties. Zo vroeg een leerling uit een andere brugklas me onlangs waarom hij eigenlijk nog moest tekenen. Hij kon immers toch alles op Google opzoeken…?
1 note · View note
peecee-columns · 10 months
Text
Stralend aanwezig door afwezigheid
Sinds de opkomst van de sociale media zijn onze omgangsvormen in een sneltreinvaart veranderd. Communiceren is tegenwoordig niet meer enkel gebaseerd op elkaar lijfelijk ontmoeten, het schudden van handen, het eventueel uitwisselen van subtiele aanrakingen, het opvangen van non-verbale signalen en het naar elkaar kijken tijdens het uitwisselen van woorden die uit onze mond komen. Daar waar het samenspel van klanken, mimiek en gebaren reeds vele honderden jaren zorgde voor het overbrengen van een boodschap van mens tot mens, heeft de huidige technologie daar resoluut korte metten mee gemaakt. We kunnen tegenwoordig immers overal tegelijkertijd digitaal hoor- en zichtbaar zijn.  
De Griekse filosoof Aristoteles liet al in de vierde eeuw voor Christus weten dat de mens een sociaal dier is en dat we niet gemaakt zijn om alleen te leven. Er was dus altijd al de behoefte om elkaar te ontmoeten, samen te leven en contacten te onderhouden. Op deze manier was je als individu een klein onderdeeltje van wat zich de samenleving noemde. Naarmate de eeuwen vorderden en de technologie in de twintigste eeuw ons keer op keer versteld liet staan van de nieuwste onmogelijk geachte mogelijkheden, veranderde langzaamaan onze omgangsvormen en manieren van communiceren. De telefoon maakte het in eerste instantie mogelijk om op langere afstanden, zonder gezien te hoeven worden, een boodschap over te brengen. Het ontstane gemak leidde vervolgens tot verdere ontwikkelingen om de mogelijkheden die dit met zich meebracht door te voeren en onze sociale en communicatieve behoeften verder te bevredigen.
Met de komst van de smartphones zijn we momenteel op een sociaal kantelpunt beland. Het eerdere enthousiasme rondom de luxe van communiceren via een kastje, in woord, beeld en geluid en op welke afstand dan ook, slaat steeds meer om in de behoefte om juist wat vaker onzichtbaar en afwezig te willen zijn. Er dreigt voor sommigen een leven te ontstaan waarbij de uren schermtijd per dag overheersen ten opzichte van de contacttijd in en met de echte wereld. De intentie van een routinematig geplaatst hartje, een vluchtig kiekje of een digitale duim verlangt soms naar meer menselijke context. Er zit blijkbaar een grens aan onze capaciteit om digitaal gehoord en gezien te moeten worden.
Daar waar sociale aspecten blijven veranderen en kantelen, hebben kunstenaars de gave en de vrijheid om in te spelen op actuele maatschappelijke thema’s en ons zodoende op creatieve wijze een spiegel voor te houden. Een van de meest (on)opvallendste kunstenaars van de laatste jaren is de Chinese camouflagekunstenaar Liu Bolin, ook wel treffend The Invisible Man genoemd. Bolin startte zijn opmerkelijke kunstproject Hiding In The City rond 2005, nadat het kunstenaarsdorp Suo Jia Cun in Beijing, waarin hij werkte, werd vernietigd. Hij liet zich fotograferen voor zijn atelier, dat volledig in puin lag. Om hem op de foto te ontdekken moet je goed kijken. Hij is namelijk in zijn geheel geschilderd in de kleuren van de plek waar hij voor staat, tot in de kleinste details aan toe, waardoor hij één lijkt te worden met de omgeving en op lijkt te lossen als individu.
Er volgden daarna vele andere foto’s waarin de kunstenaar in diverse settings onherkenbaar geportretteerd wordt. Zo wordt hij op een andere foto één geheel met een aantal supermarktrekken die vol staan met plastic flessen en blikjes frisdrank. Hiermee wil hij een statement maken tegen de wegwerp- en consumptiemaatschappij. Met zijn geëngageerde kunst is Bolin een menselijke kameleon met een bijzonder gevoel voor het overbrengen van een boodschap, door op de voorgrond te treden zonder zelf zichtbaar te willen zijn. Het is een ontnuchterende manier van jezelf uiten door aanwezige afwezigheid. Een bescheiden vorm van communiceren die vanwege zijn verstilling des te harder schreeuwt om aandacht.  
0 notes