Tumgik
#Mohair schrijft
mohair-schrijft · 3 years
Text
Ik heb een nieuwe weblog. Kijk op www.mohairschrijft.nl
4 notes · View notes
mohair-schrijft · 3 years
Text
Een roerdomp in Maassluis
Ik luister naar mijn moeder die het ene woord aan het andere rijgt, vol vertrouwen dat wij wel weten waar ze het over heeft. Ik snak naar een kop thee, maar dat kunnen we op onze buik schrijven. Na een minuut of tien, gooi ik er voorzichtig wat realiteit in. ‘Ma, weet je van wie je de groeten krijgt? van tante...’’ zo ga ik het rijtje af. Ik vertel over haar kleinzoons, die, thuis, aan het voetballen zijn. Mijn moeder knikt, pakt de draad op van haar verhaal.
We lopen naar haar kamer. Ik schuif het gordijn opzij, op de vijver ligt een flinterdun laagje ijs. ‘Kijk je weleens naar buiten, ma?’ ‘Jazeker’ antwoordt mijn moeder. Ze noemt mijn broers naam, kijkt alsof hij er niet is. ‘Daar zit ie’ wijs ik. ‘Oh ja’. Ze kijkt rond, ik zie aan haar gezicht dat het haar vreemd voorkomt. Broer wijst naar de foto’s aan de wand en het schilderij boven haar bank. ‘Ik vind het leuk gedaan’.  Ze zit op haar stoel alsof ze bij iemand voor het eerst op visite is, niet onprettig. We lopen naar de huiskamer. ‘We eten tomatensoep’, zegt een verzorgster in het voorbijgaan. ‘Daar is André weer’ zegt mijn broer. ‘Andre Rieu’ roept mijn moeder. ‘Misschien luisteren ze hier wel vaak naar’ zegt hij in de lift.
Buiten halen we diep adem. Al wandelend eten we onze meegebrachte boterhammen. We lopen langs de Vliet, richting Maasland. ‘Twee meerkoeten en een fuut’ wijst hij. Zijn vriendin kent iedere vogel bij naam. Zijn zoon, negen, benoemt feilloos de soorten die hij ziet. Ik kijk naar de watervogels, de kleine boten, het riet. Met dit licht lijkt alles op een schilderij. Wij komen uit een gezin dat alle vogels over één kam scheert. ‘Hee, die herken ik niet meteen’. Broer kijkt naar een vogel, bruinig, met gele poten en een gele snavel. Aandoenlijk voorzichtig stapt de vogel op het dunne ijs.  
Uren later, allang weer thuis, ontvang ik een appje. ‘Ik denk dat we vanmiddag een roerdomp hebben gezien. Dat is best bijzonder, die zie je niet heel vaak’.
Een roerdomp in Maassluis. Het was hoe dan ook een memorabele dag.
https://www.metronieuws.nl/lezerscolumn/2021/01/lezerscolumn-een-roerdomp-in-maassluis/
5 notes · View notes
mohair-schrijft · 3 years
Text
De allereerste keer
Om zoon, twaalf, achter zijn gamescherm vandaan te krijgen heb je een verdomd goed aanbod nodig. ‘Zullen we wandelen?’ vroeg ik hem gisteren. Vijf minuten later stond ik alleen bij de rivier, voelde de warmte van de zon, een eend kwam waggelend op me af. Vandaag stelde ik een potje scrabble of stratego voor. ‘Nee’ zei hij resoluut, zijn ogen strak op het scherm gericht, ‘maar ik wil wel schaken, met papa’.
Nooit heb ik fatsoenlijk leren schaken. Waar mijn broer doorzette, toen negen, werd ik, ruim een jaar ouder, acuut slaperig. Dit is zo gebleven. Voordat man de schaakstukken wilde opbergen, zoon weer op zijn vertrouwde plek kroop, vroeg hij terloops: ‘wil jij schaken?’  Ik had geen zin maar zei ja (daar moesten ze eens een grafiek van bijhouden). Ik zit in een levensfase waarin mijn hersenen een oppepper kunnen gebruiken. ‘Even mijn pen pakken’. Zoon lachte hard. Tijdens het spelen krabbel ik geeuwend woorden op papier. Man kijkt spottend, zijn stem klinkt geduldig. Na afloop pakt hij een biertje. Beduusd kijk ik naar de overgebleven stukken op het bord, een mijlpaal, voor het allereerst een potje geschaakt.
Het dringt tot me door dat dit niet vrijblijvend is. Als ik het hierbij laat, zullen man en zoon me er op aanspreken. Als ik over twee weken niet meer weet waar de toren staat en wat het paard voor stappen neemt, krijg ik honende woorden. Of erger, bezorgde blikken. ‘s Avonds typ ik mijn aantekeningen zorgvuldig. Lees ze nogmaals door.
‘Zullen wij morgen een potje?’ vraag ik. ‘Mij best’ antwoordt zoon gedachteloos.
https://www.metronieuws.nl/lezerscolumn/2021/03/de-allereerste-keer/
3 notes · View notes
mohair-schrijft · 3 years
Text
Een boterhammetje
De brasserie van het verpleeghuis is dicht, we mogen een uur op bezoek. Gedrieën sloffen we naar haar kamer, zetten haar voorzichtig in haar favoriete stoel. Ze wijst naar me, knikt goedkeurend naar mijn outfit. Als een mannequin show ik mijn blouse en vest. ‘Allemaal nieuw joh?’ doet mijn broer er nog een schep bovenop. We zijn weer thuis. Ooit maakte ze mijn kleding. Mijn moeder dommelt in, haar handen maken bewegingen in halfslaap. ‘Wat doet ze, zit ze te breien?’ fluistert mijn broer. Er valt een diepe stilte, roerloos kijken we naar haar. Nog maar een maand geleden was besloten haar medicatie te geven omdat ze zo opstandig was.
Ik kijk door het raam naar de grote vijver. Vanaf mijn plek lijkt het alsof we op een boot zitten. Ik scheur de verpakking open. De dag ervoor had de verzorger gebeld om te laten weten dat mijn moeder geen pyjama’s meer heeft. Haar kleding is gelabeld, begin dit jaar hebben we vier nachtjaponnen meeverhuisd. In de badkamer zet ik de net gekochte toiletspullen neer. Eerst trek ik door. Ineens begrijp ik waarom er nieuw nachtgoed nodig is. Tot mijn verbazing staan er twee flessen halfvol met shampoo. Spullen zwerven hier van kamer naar kamer.
Broer laat foto’s zien van zijn zoon en vriendin. Is het nog hetzelfde meisje? vraagt mijn moeder traag. Ondertussen inspecteer ik haar kledingkast. Hij knikt, somt de de namen op van haar broer, mijn zoon. Mijn moeder kijkt zonder herkenning, lijkt ver weg. Tot ze begint te vertellen. Het klinkt raadselachtig en toch vertrouwd. Hoelang is het geleden dat ik met haar in discussie ging? Dat we samen kibbelden, zorgeloos. Mijn moeder was als een vangnet.
We schuiven het mondkapje opzij. Ze kijkt naar onze gezichten, lacht flauwtjes terug, dan, als schiet het haar plotseling te binnen: ‘Willen jullie een boterhammetje?’
https://www.metronieuws.nl/lezerscolumn/2020/11/lezerscolumn-boterhammetje/
5 notes · View notes
mohair-schrijft · 3 years
Text
Trots op haar rijbewijs
Ik ga mijn moeder groeten in het verpleeghuis in mijn geboortestad. Hiervoor heb ik een dag vrij genomen. Had ik maar een rijbewijs moeten halen. Ze raadde het me zelf aan. Ik houd van reizen met de trein. Mijn moeder was trots op haar rijbewijs, ze bewees zichzelf hiermee een dienst. En niet alleen zichzelf. Mijn vader kon zijn biertjes drinken zonder dat zij de tel bij hield. Later bezocht ze haar kinderen en kleinkinderen, die in een andere provincie wonen. Eigenlijk ben je pas echt volwassen, met.
Ik stap uit, loop over het perron richting roltrap. Adem in en uit, schuif mijn mondkapje terug, neem plaats in de metro. Niet dat ik het nooit heb geprobeerd. Ik ben de tel kwijtgeraakt van het aantal rijlessen door de jaren heen, totdat ik mijn conclusies trok. Op een dag las ik in een interview met een bekende schrijver dat zij ook vele pogingen had ondernomen zonder succes. Zij? Sindsdien let ik er op. Ze zijn met meer dan je denkt.
Toen mijn moeder de diagnose kreeg, moest ze direct stoppen met autorijden. Daarvoor had ze nog lange tijd alleen van haar huis naar het station gereden, vijf minuten, om mij op te halen. Ze stond erop. Dan parkeerde ze de auto, liepen we eerst samen naar het winkelcentrum vlak naast het station, voor koffie met gebak bij de Hema. Als we na een uur weer buiten stonden had ze geen flauw idee.
Na mijn reis kom ik bij het verpleeghuis aan. Ben benieuwd hoe ik haar aan zal treffen. De laatste keer kwam ze stralend op me af lopen. Ze herkent me, maar kan de rust niet vinden om samen op haar kamer te zijn. Ze wil terug naar de gezamenlijke huiskamer, waar ik niet mag komen. We maken er het beste van.
Peinzend wandel ik terug naar het station. Ik bedenk me dat ze zich hecht aan de anderen. Dat is goed, hen ziet ze elke dag. Het is koud voor de tijd van het jaar, op het perron is het windstil. Nog vijf minuten. Met mijn ogen dicht voel ik de warmte van de zon.
https://www.metronieuws.nl/lezerscolumn/2021/03/lezerscolumn-trots-op-haar-rijbewijs/
1 note · View note
mohair-schrijft · 3 years
Text
Er kwam een boot aan
Er komt een boot aanvaren. ‘Antonie’ staat op de boot. De eerste naam van man, hoewel anders gespeld. Niet dat iemand hem zo noemt. De boot is blauw met rood, ziet er mooi onderhouden uit. Er loopt een vrouw op het dek met een touw in haar hand. Aan de grootte van de vrouw kun je zien hoe groot de boot werkelijk is. Ik houd ervan, kijken naar varende boten. Veel mensen doen dit graag. Mijn vader ook, hij wandelde regelmatig langs de Waterweg, vlak bij ons toenmalige huis. Of een stuk verder, op De Pier van Hoek van Holland. Niets kan je zo goed uit je kop halen als uitzicht op het water, de soms kolossale boten die voorbij varen. Waar zouden ze heen gaan? Het relativeert, je bent een passant, vermoedt een andere wereld, er is nog zoveel meer dan ons eigen kleine leven. Je hoeft hier niets mee, dat is het mooie. De schoonheid van het kijken.
Ooit stond ik te wachten op het perron van station Maarssen. Als afleiding keek ik naar het Amsterdam-Rijnkanaal. Er kwam een boot aan. ‘Hans – Nico’ stond erop. Mijn vader, toen al jaren overleden, heette Hans. Zijn broer uit Australië, het jaar daarvoor overleden, heette Nico. Het tintelde van mijn kruin tot aan mijn voeten. Nog net op tijd stapte ik in de trein naar huis.
https://www.metronieuws.nl/lezerscolumn/2021/03/lezerscolumn-er-kwam-een-boot-aan/
1 note · View note
mohair-schrijft · 3 years
Text
Kijk eens
Ik denk aan de politica die tijdens ‘De slimste mens’ vertelde dat ze bang is voor vogels. Met verwondering had ik naar haar geluisterd, ieder zijn angsten, dacht ik nog. Ik ben niet bang voor vogels, maar ligt het aan mij, of is een zwerm vaker zo groot, lijkt het maar alsof ze iedere keer meeverhuizen boven mijn hoofd, mijn route? Het geluid zwelt aan, daar komen ze weer, als regen klettert de poep op de grond. Hijgend versnel ik mijn pas. Wat weten die vogels wat ik niet weet? Ze wakkeren mijn onrust aan. Een vrouw die haar hond uitlaat, kijkt net als ik, naar boven, ‘wauw’ zegt ze, we kijken elkaar even aan. Snel pakt ze haar telefoon uit haar jaszak. Als ik de hoek omga zie ik een moeder met een meisje van een jaar of acht. Ook zij kijken omhoog naar de zwerm, het meisje wijst naar de witte vlekken op de stoep.
De week ervoor zag ik ze ook. Vlak voor het donker, maakte ik een ommetje, de lucht was helder en wit, in de verte zacht oranje van de ondergaande zon. Windstil. Aan de grond genageld met mijn hoofd in mijn nek, keek ik naar de zwerm die spectaculaire vormen maakte. Niemand in de buurt, een luchtshow speciaal voor mij. De dag erna zat ik met mijn broer in de auto op weg naar onze geboortestad. Ja, ja, knikte hij vanachter zijn mondkapje, ‘spreeuwen’. Hoe komt het dat dit eeuwenoude natuurverschijnsel nu pas tot me doordringt? ‘Kijk eens wat beter om je heen’ bromt man.
Neem die plas in mijn buurt. Dat die wonderschoon is, zie ik inmiddels. ‘De Rietput is ontstaan als gevolg van een dijkdoorbraak van de IJsseldijk in de 13de eeuw. In die tijd was de Hollandse IJssel een grotere rivier dan de Lek’ las ik in mijn scherm. Sinds kort weet ik dat ‘die plas’ de Rietput heet. Als je met aandacht kijkt, wil je ook weten wat je ziet. Langzaam word ik wakker.
https://www.metronieuws.nl/lezerscolumn/2021/01/lezerscolumn-kijk-eens-wat-beter-om-je-heen/
1 note · View note
mohair-schrijft · 4 years
Text
Het H-woord
Ik had hem gewezen op de eenden met jongen, de blauwe lucht. Wat een rijkdom aan gras en bloemen! De twaalfjarige knikte en knielde, gaf het tasje aan mij. ‘Misschien beter iets verder van de kant af’ adviseerde ik hem, keek met een schuin oog naar de langharige teckel, die met zijn gouden straal het onkruid besproeide. De twaalfjarige luisterde niet, knipte stug door. Straks wachtte sowieso het zeep, handenvol. Thuisgekomen, dook hij achter zijn laptop en stalde ik trots de vondsten op de tafel uit. ‘Pak je grote Bosatlas’. Nog een advies, nu van die andere. Zuchtend stond de twaalfjarige op. Ondertussen legde ik de kwetsbare plantjes op een velletje keukenpapier, telde de soorten. ‘Het zijn er al elf’. Verwachtingsvol had ik hem aangekeken. Hij keek weer naar zijn scherm. Een week later had ik hem gevraagd wat nu precies de opdracht was. Was het niet de bedoeling dat hij de planten opzocht, hun namen opschreef…? De planten zouden veranderen, hoe wist hij dan nog…..? Nog een week later kreeg ik antwoord. 'Ik had eerst een foto moeten maken van alles wat ik geplukt heb’, sprak hij moedeloos. ‘Dat kan alsnog’ had ik blij uitgeroepen. ‘Laten we nu een rondje maken, kom’. ‘Nee, nu niet’ zei de twaalfjarige, ‘morgen misschien.’ De dag erna had ik hem hoopvol aangekeken. ‘Nee, echt niet, ik ga eerst dit toernooi spelen.’ Het was maandag, we hadden gegeten. De zon was weg. ‘Okee dan’, zuchtte de twaalfjarige. Ik trok mijn parka aan, informeerde hem over het weer. Hij snelde zich in zijn vest, pakte zijn mobiel. Zoek je ruzie? vroeg hij me, slenterend op zijn badslippers, in korte broek. De temperatuur was gezakt naar elf en het waaide. Zodra we de hoek omliepen, rilde hij, zijn lippen paars. ‘Het hele rondje….? Dat meen je niet’.
Het denkbare was gebeurd. Zijn herbarium, was mijn herbarium geworden.
1 note · View note
mohair-schrijft · 4 years
Text
Als je haar maar goed zit
Peilend kijk ik haar aan. Geen idee, of dit verhaal klopt. Ik roep mezelf tot de orde: laat het rusten.  Mijn moeder staat zo dicht bij mij, dat ik soms vergeet dat de waarheid er niet toe doet. Ik maak een grapje over mijn eigen haar, dat nog steeds alle kanten uit staat door de wind, en ik geef haar een knuffel. Mijn moeder lacht spontaan. Een van haar beste eigenschappen.
Een week later sta ik weer bij haar op de stoep. ‘Wat zie je er mooi uit, roep ik opgetogen, als ik mijn moeder zie. Ze glundert en vertelt me dat ze bij haar vriendin koffie ging drinken en daar toevallig haar dochter was, die een neefje knipte. De dochter van haar vriendin, heeft een kapperspraktijk. ‘Dat zou ik ook wel willen’ had mijn moeder gezegd. Prima, had Sandra geantwoord ‘dan knip ik jou hierna’.    
Later hoor ik van haar vriendin dat mijn moeder een afspraak had gemaakt bij de kapper waar ze al jaren komt. Ze ging twee dingen doen: naar de apotheek en naar haar afspraak bij de kapper. Hier is ze echter niet aangekomen. De kapper wachtte tevergeefs. Toen regelde haar vriendin met haar dochter om mijn moeder bij haar thuis te knippen. Geen toeval dus.
Het allerbelangrijkst is dat iemand zich goed voelt. Ik weet dat haar uiterlijk voor mijn moeder telt, voor welke vrouw niet?  Als je haar maar goed zit. Geen misplaatste ijdelheid, het is je waardigheid. Dat wist haar vriendin ook.
https://samendementievriendelijk.nl/blog-als-je-haar-maar-goed-zit
2 notes · View notes
mohair-schrijft · 4 years
Text
Een wandelend cliché
We zitten tegenover elkaar, de buitenlucht heeft haar gezicht kleur gegeven. Hoe zou zij het vinden? Mijn moeder kijkt lang in het staafje met melkpoeder. ‘Ik weet het niet, zucht ze, ze blijven allemaal achter’. Ik pak het zakje van haar over, geef een kneepje en de melkpoeder glijdt in de koffie. Ze kijkt opgelucht. ‘Ma, je bent vlak bij de plek waar je ooit hebt gewoond’ ik wijs naar links. ‘Eenenvijftig jaar geleden. Nu woon je weer in het centrum, maar dan aan die kant’ en wijs naar rechts. ‘Je woont op kamers’. Ik breng het als een voorrecht. Mijn moeder lacht verbaasd. ‘Dat heb ik nou altijd’ zegt ze. Als ik afreken, stopt ze de menukaart in haar tas.
Na ons afscheid, wandel ik naar het station. In gedachten zie ik mijn jonge moeder voor me, hoe ze begon met overtrekken van de patronen op het knisperende papier, het uitknippen, het afspelden op de stof, geroutineerd, met een speld in haar mond. Ik loop de steile trap op naar boven, sta op de dijk, vlak voor de Molen. Met ontzag kijk ik omhoog. Rechts zie ik de oude huizen met de verschillende soorten gevels. Daarachter ligt de straat waar ik ben geboren. En weer daarachter ligt de haven. Kantoor Ruitenburg is al jaren verhuisd, mijn vader maakte dit nog net mee. Vorig jaar zaten we met zijn drieën naast elkaar in het pand van de notaris, met uitzicht op de haven, mijn moeder, mijn broer en ik. De Furie lag er groots bij. De felle zon weerkaatste op het water, een contrast met de reden van ons bezoek. Ik blijf even staan, kijk nog eens goed om me heen. Het café waar ik graag kwam, zie ik in de verte.    
‘Weet je niets originelers, vraagt man als ik weer thuis ben. Ik voel me betrapt. Natuurlijk, ‘Het Dorp’ van Sonneveld is niet voor niets een klassieker. En toch was het zo, dan maar een wandelend cliché. Ik wist niet dat stenen troost konden bieden.
1 note · View note
mohair-schrijft · 5 years
Text
Ouders snappen niks
Met dikke slaapogen komt zoon, elf, uit bed. Het eerste wat hij doet is zijn koptelefoon opzetten en een YouTube filmpje aanklikken. Maarten, zegt zijn vader, met lichte ergernis, wat heeft die gast voor interessants te vertellen, joh? ‘Nou, meer dan jij, kan ik je zeggen’ antwoordt zoon, zijn stem klinkt schor van de slaap. Man kijkt geamuseerd.
Hoe irritant moet het voor hem zijn, onze afkeurende blikken, onze zuchten van moedeloosheid over zoveel stompzinnigs. Zijn vader, die zelf regelmatig achter zijn laptop zit, om de krant en Wikipedia te spellen. Zijn moeder die achter de computer wil omdat ze zo nodig een stukje moet schrijven of de buienradar checkt voordat ze de deur uitgaat. Oneerlijk, vindt zoon. Geen wonder dat hij zijn heil zoekt bij zijn You Tube-helden. Zijn ouders zijn arrogant, tien keer erger dan Youtubers. Ze snappen niks, lees ik op zijn gezicht. Snel zet hij zijn koptelefoon weer op.
Vroeger las ik een boek om aan mijn ouders te ontsnappen. Ik heb een rusteloze geest maar als ik lees ben ik gefocust. Doe je dat expres, of hoor je me echt niet? Vroeg mijn vader me getergd. Hè wat? reageerde ik. Onuitstaanbaar. Feitelijk is er niks veranderd. Ik lees nog steeds om te ontsnappen. (ontspannen). Alleen mag ik van mezelf niet zomaar op de dag lezen. ’s Avonds, of overdag in de tram op weg naar mijn werk, of tijdens het ‘kookwachten’. Dat laatste niet zonder risico.
Als zoon een boek leest, hoor je mij niet. Helaas trekt lezen hem minder dan filmpjes kijken. Wat zeur ik, hij leest de Donald Duck en laatst twee boeken achter elkaar, van Carry Slee. Onder de indruk van het verhaal vertelde hij me dit in geuren en kleuren, toen we samen in de tram zaten. Geconcentreerd luisterde ik naar hem. Hij vertelde geanimeerd, beeldend en rustig, niet als een youtuber.
Misschien heb ik het mis, is hij geïnspireerd door zijn favoriete vloggers. Wie zal het zeggen.
2 notes · View notes
mohair-schrijft · 5 years
Text
Texel
We rijden van de boot. Op het eiland schijnt de zon dapper door, er staat een briesje. De omgeving oogt glashelder, alsof ik net mijn brillenglazen heb gepoetst. Er ontstaat een kleine file, richting De Cocksdorp, het uiterste plaatsje noord op Texel. Twee hooiwagens voor ons. Lekker langzaam, in een optocht van auto’s, het onthaasten is begonnen. Man krijgt de kriebels, slaat rechtsaf, om toch maar weer terug te keren. De hooiwagens zijn inmiddels verdwenen. 
Ons onderkomen is een vrijstaand huisje in de glooiende duinen. Twee konijnen huppelen op het terras. Een zeemeeuw krijst. ‘s Avonds na het eten wandelen we naar het strand. In het heldere licht, dat je alleen op een eiland treft. Het duinlandschap strekt zich uit aan twee kanten. Prachtige (grijs)groene en paarse tinten, af en toe een plukje geel, de lucht erboven gekleurd door een half ondergaande zon, het slingerende schelpenpad, de stilte.
Aan het eind van de kilometers, de weg loopt omhoog, zien we bovenaan in de verte de zee rollen. Onstuimig, met spierwitte schuimkoppen, niet het geelbruin wat ik ook wel ken van de Noordzee in het westen. Hup, erop af. De golven aan onze voeten. Het brede, lege strand. In de verte een boot. Zoon rent energiek heen en terug, met de zee mee. Hij joelt. Het aloude spel. We wandelen terug door de duinen. De opvallende stilte, de schoonheid van het landschap is overweldigend.
‘s Avonds in ons huisje is het muisstil, geen auto-geluiden, niets. Slechts het suizen van mijn oren en een zacht tikkende klok. ‘Mag het geluid aan, vraagt zoon. Anders is het zo stil’.
*
Ik ga mijn fiets ophalen. Thuis online vast gehuurd en betaald. Een damesfiets met zeven versnellingen. Man loopt met me mee. Het begint zachtjes te regenen. Daar zal je het hebben. De jonge vrouw komt met de fiets aan de hand aangelopen. Een Gazelle, ziet er uit als nieuw. Man zet het zadel wat hoger, nadat het mij niet lukt. Ik stap op. Perfect. Het is al weer droog.
Zoon ziet mijn fiets, wil een rondje. ‘Mama ik kan er makkelijk op fietsen, alleen het zadel staat te hoog’. Ik weet dat hij liefst zou ruilen van fiets. Zoon heeft een prima fiets. Vorig jaar nieuw gekocht. Ik weet een leuk onderwerp voor aan tafel, zei hij een week geleden. Verwachtingsvol keken we hem aan. Ik wil een nieuwe fiets, zei hij stellig. Dit keer waren zijn ouders onverbiddelijk. Laten we het gazellig houden, zei hij nog. We lachten. Hij zag het als een aanmoediging. ‘Ga er maar voor sparen’.
*
Ik zit met koffie en een stroopwafel in een streep zon voor het huisje. Twee meeuwen vliegen cirkels boven mijn hoofd, er volgen er nog twee. In een reflex verstop ik mijn stroopwafel onder mijn arm. nog een rondje en ze vliegen weg. Verbeeld ik het me, of heb ik ze om de tuin geleid? De betoverende stilte wordt steeds vaker onderbroken door vliegtuiggeraas. We blijken vlak bij Texel airport te zitten. Niets is wat het lijkt. ‘Nee, zegt man, je hoort de Efzestiens van vliegveld Leeuwarden’. 
‘s Middags fietsen we door Nationaal park Texel, richting de vuurtoren. Flinke klimmetjes, het lukt me om in zijn twee, te blijven rijden. Als een slak, ik val nog net niet van mijn fiets. Al bijna negen maanden niet gesport, denk ik verbeten. 
De natuur maakt alles goed. De zee, bijna groen, als een verlengstuk van het duinlandschap. Komt door de dreigende donkerblauwe lucht die er boven hangt. Ik zie twee lef-surfers. Zoon wil de vuurtoren bezoeken. We zetten de fietsen in het rek, wandelen er naar toe, links in de diepte het enorme strand, in de verte de zee. Hier en daar een vlieger, slechts een paar stipjes mensen. Aan deze kant oogt de zee niet groen, maar blauw met fantasierijke wolken erboven. 
Weer het scheurende geluid van F16’s. Stelletje spelbrekers. We beklimmen de vuurtoren. Dat verklaart de lege stranden. Ik aarzel, al die mensen achter elkaar op de smalle treden in de benauwde toren naar boven. Om maar te zwijgen over de hoeveelheid mensen die tegelijkertijd naar beneden wil. Ik krijg het benauwd, loop naar buiten. Ga je nog mee? vraagt man. Ik verman me en loop braaf achter hem aan. Had me al bijna verzoend met mijn aftocht. nu ben ik definitief mijn moeder, dacht ik. Die wachtte ook regelmatig op ons door zelf achter te blijven. Het uitzicht vanaf de toren is als een ansichtkaart. Het duingebied verpletterend, zeker zo mooi als de kant van het brede strand met de zee. Texel doet me weer versteld staan. 
Via De Cocksdorp fietsen we terug. Niet voordat zoon nog even een ijsje scoort. Wij wachten op hem, mijmerend staan we naast onze fietsen. Daar zal je ‘m hebben. Hij houdt het ijsje omhoog. Ziet er uit als een bak voor drie personen. Het is een sundae ijs met chocoladesaus. ‘De stukjes kitkat is hij vergeten. Misschien verstond hij me niet’ zegt zoon met volle mond,  neemt een grote hap waarbij de chocola om zijn mond blijft plakken.
We komen bij het huisje, parkeren onze fietsen en zien drie konijnen. Even later hupt een fazant op het terras. de fazant ruikt voorzichtig aan de trapper van mans fiets. Ik maak er een foto van. Onderweg in de duinen zagen we twee paarden. Zonder zadel of berijder. Althans, ik heb ze niet gezien. 
De zon schijnt, ik installeer me met boek en drank voor het huisje, lekker lezen in ‘Het feest’ van Elizabeth Day. Even later valt er een buitje. Ik struikel naar binnen met boek, wasgoed en mijn glas. Nog geen kwartier later, is het weer stralend. De zon is weldadig met 21 graden in augustus.  
Na het eten, vraagt zoon of ik met hem wil badmintonnen. Hier krijgt hij al snel spijt van. God wat ben ik slecht. ‘Mama, wel je best doen hoor’. Zijn opmerking maakt het treurig, beter dan dit kan ik niet. Gelukkig kan ik hem wel aan het lachen maken. Beetje de clown uithangen in tijden van (sportief) onvermogen. Zoon heeft het niet van een vreemde. De clown uithangen dan, verder is hij een en al sportiviteit. Zijn juf schreef in zijn rapport, hij zat op de kleuterschool, ‘Maarten, je hoeft niet altijd de clown uit te hangen’.
*
Fietstocht naar het Sluftergebied. De Slufter, Sluftervallei ook wel genoemd, is een grotendeels door duinen omsloten strandvlakte, die in open verbinding met de Noordzee staat, waardoor *een kwelderlandschap is ontstaan. Het pad er naar toe is heuvelachtig met tegenwind. Ik fiets in mijn favoriete versnelling.
Het Sluftergebied is indrukwekkend mooi. Net als de vorige keren. Maarten was drie maanden, lag in de groene kinderwagen, man liep erachter. Hier is een foto van, vandaar het beeld.
De tweede keer was zoon zes. Nu is hij elf. Net lang genoeg geleden om het weer eens te willen beleven. Zoon zorgt voor entertainment onderweg, bovendien kiest hij de route. We staan voor een watertje waar we alleen met natte enkels de overkant kunnen halen. Avontuur is soms nodig. Uiteindelijk maken we een flinke wandeling door de Slufter, door het mulle zand van de duinen, zo richting de zee. ‘Nieuwegein’ schrijft zoon in het natte zand. Niet voordat hij eerst een piemel heeft getekend. ‘Kijk eens, mama’. Op de terugweg rijdt langs ons een wagen met twee paarden ervoor (waar hebben we deze paarden eerder gezien). De vrouw op de bok van de wagen roept streng naar een man met een vlieger: ‘Mag hier niet, meneer’. 
Die avond eten we pannenkoeken in het dorpje Oosterend. Ik wijs naar twee bordjes aan de muur: ‘pas op het opstapje’ en ‘pas op het afstapje’. Ze hangen nog geen dertig cm van elkaar. ‘Als je dan nog op je smoel gaat…’ zegt man. Zoon schiet in de lach, houdt zijn mond met chocomel, met moeite dicht.  
Maarten heeft ‘South Park’ ontdekt. Ik kijk even mee, begrijp de charme. Het getetter van de karakters verbreekt wreed de stilte. Slapen is hier trouwens een surreële ervaring. Doodstil, aardedonker en een bed met dekbed waar je happend naar adem uit wakker schrikt.
*
Vandaag gaan we naar Den Helder om de laptop van zoon op te halen. Hij zou thuis bezorgd worden, niet handig, kunnen we niet checken of hij het doet voordat zoon straks naar de brugklas gaat. De laptop is naar Primera gestuurd, in een geestdodend winkelcentrum. Zullen we straks naar het onderzeeërmuseum gaan? vraagt man. Het Marine museum is vlak bij waar de Veerboot aanlegt. 
Er zijn verschillende onderdelen, de historische afdeling, een rondleiding in een werkelijke onderzeeër. *De Tonijn’, leest zoon voor, ‘in de Potvisklasse’. Ik denk dat hij een geintje maakt, maar wat weet ik er nou van? Lange, trage rij naar boven. We kijken om ons heen, staan akelig hoog. ‘Dit is waarom ik aan parachutespringen niet eens ga beginnen’ zegt man. Ik knik begripvol. Ieder zijn angsten. Eindelijk zijn we aan de beurt.
‘Achterstevoren het trapje aflopen’ waarschuwt de begeleider. ‘Is het erg smal en laag daar beneden.. ? vraag ik nonchalant, terwijl ik me vast omdraai. ‘Ja’ zegt de man . Dus als je last hebt van claustrofobie, niet doen. het is druk, je kunt er niet zomaar uit’. Dan zie ik er toch vanaf, zeg ik en stap opzij. Man gaat verder, loopt het smalle trapje af het donkere gat in, blijft even hangen met zijn rugzak. Zoon is al binnen, zie nog net hoe hij naar me zwaait. Wacht maar hier, zegt de begeleider, over een kwartiertje komen ze daar uit, wijst hij. Een kwartiertje. Jezus, ik had minstens drie kwartier in gedachten. Te laat.
Tot slot stappen we in de Radarbol. De 3D-radarbol geeft de richting, afstand én hoogte van objecten aan, lees ik. Dus dat ronde ding kan ‘de vijand’ traceren. Het nadeel is dat ze door diezelfde radar zelf ook sneller in het vizier komen. Ik kijk met andere ogen naar de witte bol op het dek van een oorlogschip. De bol lijkt nog het meest op een onaf standbeeld, de ronde gipsen kop nog niet gevormd in het hoofd van een President of zo. Goed, een radar dus.
De Veerboot heeft ook een radar. Alleen niet 3D. En is niet uit op de vijand maar wel op objecten, als de kade, een walvis of een anders schip. Legt man uit in Jip en Janneke-taal.  
‘Er is een Mac in Den Helder’ roept zoon opgetogen, als we na uren weer buiten staan. ‘En het is donderdag’. Man ziet mijn gezicht. ‘Het is een ritueel, daar houd jij toch zo van’. ‘Oké, op naar de Mac’. Ik neem zelfs een Mcflurry toe. De nieuwste met stukjes brownie, toffee en caramelsaus. Ik kan het afraden. De kaart voor Oma? Daar staat een brievenbus, man wijst naar buiten. ik kijk op mijn telefoon, snel! Ik ren de zaak uit.
Rond zevenen staan we weer op de Veerboot terug naar Texel. Vierde keer op de boot in korte tijd. Voelt bijna als routine. Man laat zich zelfs verleiden tot een selfie (‘threesie’).
*
Zoon en man hebben hun ochtendzwem achter de rug. Ik blijf achter in het huisje, want ik kom elke ochtend als laatste uit bed. Elke keer om half 9, zonder wekker, het tijdstip waarop zij vertrekken naar het zwembad. Anders is het te druk, aldus man. Het voelt als een nederlaag en toch is het iedere ochtend hetzelfde liedje.
Zoon en ik gaan midgetgolfen. ‘Weet je nog, vorig jaar in Saarburg? toen was het 34 graden en nergens schaduw’. Zoon weet het nog. Vandaag is het perfect. 21 graden, zonnig en de bekende (eiland)bries. Bij een baan, slaat hij in een keer raak. ‘Jij kan beter richten, ik sla harder’ aldus zoon. 
We fietsen naar vliegveld Texel. We hebben forse wind tegen. Na ruim zeven kilometer zijn we er. Parachutisten in de lucht. Tandemsprongen worden gemaakt. Kleine vliegtuigen, als in de animatiefilm ‘Planes’ stijgen op en landen. Moeiteloos. Allemaal op hetzelfde veld. Gefascineerd kijken we naar het komen en gaan, als dat maar goed gaat. Het gaat goed. Zouden we zelf willen parachutespringen? Hm… liever niet. 
Zullen we dezelfde route maar terugnemen, hebben we wind mee, stel ik voor. Ja leuk, zegt man spottend. ‘Nee, ik weet iets beters: stukje door, wind tegen, dan naar rechts, wind schuin komen we weer bij de Slufter uit, en dan naar huis, wind mee.’ Bij de Slufter weet man nog een geinig paadje tussendoor. Het is een klimmetje, dat wel. Hijgend kom ik uiteindelijk boven. Stuit op het bord Verboden voor fietsen. ‘Terug’. ‘Welnee’ zegt man en rijdt stug door. Ik pruttel nog wat maar fiets achter hem aan over de wiebelende stenen, duidelijk gemaakt voor wandelaars. ‘Kijk eens naar het uitzicht, gebaart hij. We fietsen tegen beter weten in. Weer een klim, stijl omhoog. Met de fiets aan de hand lopen we omhoog en aan de andere kant weer omlaag. Zoon en man kijken toe hoe ik voetje voor voetje naar beneden loop met mijn fiets. ‘Ik heb sandalen aan, jongens’ roep ik als excuses voor mijn slome geschuifel. Je kunt je handremmen inknijpen, adviseert man. Oh ja, reageer ik, moet hier zo hard om lachen, dat ik alsnog bijna mijn evenwicht verlies.  
We fietsen de laatste kilometers op het heuvelachtige pad van de Slufter naar het huisje, met wind mee. De tegenliggers werken hard, sommige kijken alsof ze moeten poepen of in snikken willen uitbarsten. Meestal pubers.
*
Mijn moeder is vandaag jarig. Ik denk aan haar. Daarna aan mijn broer die op dit moment, samen met vrouw en kind, zijn uiterste best doet om haar feestje in goede banen te leiden.
Zon. Klein buitje. Weer felle zon. Zoon heeft een voetbaltoernooi(tje). We gaan kijken. Ploegje waarin hij speelt, oranje hesjes, wordt uiteindelijk tweede. Twee kleine jongens zitten bij hem in het team. Ik schat ze zes jaar. Vol vertrouwen rent het mannetje met de bruine krullen over het veld. Hij is niet bang voor de bal en al die grote lijzen om hem heen. ‘Laatste potje: de ouders tegen de kinderen’ roept de bebaarde jongen van het animatieteam, hij draagt zijn petje achterstevoren. Man aarzelt geen seconde. 
Daarna willen we naar de muziek, krijgen zoon niet mee. Hoe we ook aandringen (motiveren), hij wil chillen na deze inspanning. Dan samen. We stappen in de auto. Eerst naar Oudeschild waar vandaag ‘het havenvistijn’ is. Het is druk, kleurrijk gezicht al die vissersboten in de kleine haven. Sommige vertrekken tussen twee kades door richting open Waddenzee. De zon glinstert in het water.
Daarna op naar Strender pop in Oosterend. We gaan op de muziek af. Daar is het terrein, midden tussen de dorpshuizen. We krijgen fluorescerende polsbandjes om. Bedaard staan we tussen het publiek. Om ons heen alle leeftijden. De band die bezig is, klinkt niet onaardig. Amy Macdonalds, met ‘this is the life’ schalt over het veld. Rond zessen zijn we weer terug. We wagen het restaurant op het park. Er is nog een tafeltje. Zoon gaat tussendoor op het springkussen. Sluit het etentje er ook mee af.  Ik lees thuis ‘Het feest’ uit.
*
We fietsen naar het strand, maken een wandeling langs de zee. Forse wind, fantastische zee, lucht en wat een breed strand. Als we terugkeren, slaat zoon af richting springkussen. Naar zijn vrienden. Ik ga zitten in de zon met een nieuw boek. Het is zomer! Behalve dat dit boek ‘t Hooge Nest’ van Roxane van Iperen, verpletterend is. Wat een aangrijpend verslag. ’s Avonds kijk ik Zomergasten helemaal uit. Maxim Februari. Vriendelijk, intelligent, onderhoudend. Mooie fragmenten, zinnig commentaar.
*
Op naar Ecomare, wens van zoon. Ik herken alles nog. Zoon ziet de waterspeelplaats, brengt daar veel tijd door. De zeehonden vindt hij de moeite waard, terug in de auto heeft hij al hun namen onthouden. Skinny en Rohan, Boelie en Beer, Michael en Dennis, somt hij op, ‘oh nee, dat waren Bruinvissen’. Bruinvissen zijn geen vissen en ze zijn ook niet bruin. Bruinvissen lijken op dolfijnen, ze zijn beiden familie van de walvisachtigen, maar je ziet zelden een Bruinvis met een boog boven het water uitspringen.
De roggen vind ik de leukste vissen. Een steekt zijn kopje boven het water uit, een plat wiebertje met een lief gezichtje. Zijn kleine ronde kieuwen gaan open en dicht, net ogen die knipperen. Op het allerlaatste moment wil zoon toch de roggen zien. ‘Ik heb er mijn spreekbeurt over gehouden’ verklaart hij.  Als we weer thuiskomen, barst het in alle hevigheid los. Voor het eerst sinds we hier zijn.  
Zoon heeft vrienden gemaakt. Jayden, Daan en zijn broertje. Hij vertelt ons dat hij het broertje van Gerco tegenkwam op het springkussen. Gerco zat bij zoon in de klas. Ooit op zijn eerste feestje geweest. Nooit echt vrienden geworden. Broertje vertelde dat ze ieder jaar naar deze camping komen. Wat een toeval.
*
Vandaag een fietstocht naar De Koog, we hebben de hele weg tegenwind. Zoon gooit om de paar kilometer, demonstratief zijn fiets in het gras. Hij slaat zijn armen over elkaar, kijkt stuurs en zegt dat hij er nu echt mee stopt. ‘Ik ga terug’. Jij houdt het nog het beste vol, zeg ik hijgend en voel aan mijn natte rug. ‘Je wilt toch niet verliezen van je moeder?’ ‘Ik kan het wel, maar vind het saai’. Saai? echoot zijn vader en gebaart demonstratief om zich heen. Dan stapt zoon toch maar weer op en gaat er als een speer van door. Hij fietst staand. Misschien moet je gewoon blijven zitten, adviseer ik hem later, mijn hoofd gloeit van de inspanning. ‘Blijf jij maar lekker zitten hoor, mama’ zegt hij spottend.
Na een aantal kilometers, houdt hij het weer voor gezien. Weer smijt hij zijn fiets in de berm. Ik wijs naar het bordje De Koog, ‘krijg je daar een ijsje’. Een simpele en effectieve oplossing. De Koog is de grootste badplaats op Texel. Ik loop het boogbruggetje op naar de zee. Altijd fijn om de zee te zien. Ik vind de weg naar het strand vanaf ons huisje, mooier. Kleiner, eenvoudiger.   
Op de terugweg racet zoon keihard op huis aan. Lekker voetballen of naar het springkussen. Daar is hij tenminste onder gelijkgestemden. Hij rijdt een heel stuk voor ons uit. Ik vraag me af of hij nu rechtdoor is gefietst of toch dezelfde weg langs de Slufter, net als wij. Vertwijfeld kijk ik man aan. Wat wou je er aan doen? reageert hij. Ik denk aan de middelbare school waar hij over twee weken op zit, en probeer het los te laten. We hebben wind mee. Veel tegenliggers. Sommige hebben hun fietslamp aan staan. Wat zijn dat voor idioten? vraag ik me af.  
Halverwege staat zoon vast op ons te wachten, bij het restaurant aan de Slufter bijvoorbeeld. Nee, mis. Uiteindelijk komen we bij het park, rijden langs het springkussen. Nee. Ik fiets naar het huisje. Nee, ook niet. Dan komt man aangefietst. Hij is er niet, zeg ik. ‘Jawel hoor, op het voetbalveldje’. ‘s Avonds heeft zoon weer een voetbaltoernooi. Hij kijkt in zijn schermpje. Ja, tijd om te gaan. Snel strikt hij zijn veters, pakt zijn fiets, steekt zijn hand naar ons op.
*
We zijn op weg naar Oudeschild. Met de auto. De bekende hit van de Beegees klinkt. Ik denk even aan mijn vader. ‘Pa was een van de eersten die deze elpee kocht’. In gedachten hoor ik de trots in mijn broers stem. Ondertussen schiet de natuur van Texel aan ons voorbij. Ha! ha! ha! ha! Stayin’ alive.
Texel 44 staat op de boot. We zijn niet de enigen. De boottocht is op de Waddenzee en zal twee uur duren. Het is windkracht 3. Gisteren nog ruim 5 en de dag ervoor zeker 6. Ik bof maar weer. Het is heerlijk op zee. Felle zon, mooie blauwe lucht met Hollandse wolken. We varen naar Den Helder, richting de marine basis. Ze zijn met oefeningen bezig. Er vaart een oranje, twee persoonsreddingsbootje een tijdje keihard met ons mee. Ze lijken er plotseling te zijn. En net zo snel, zijn ze ook weer verdwenen. We zien een zeebank met zeehonden. Af en toe een zeilbootje of ander schip. Gaaf hè, lach ik naar zoon. Mag ik een ijsje? vraagt hij. 
’s Avonds fietsen we naar De Cocksdorp. Ze hebben er wel 57 pizza’s zegt man opgetogen. We komen aan. Gesloten. Op een woensdagavond? Dan maar een ander restaurant. ‘Pangkoekehuus’. ‘Grappig, zegt zoon, ‘hier wil ik naar binnen’. Op de terugweg, zie ik twee vage lichten in de struiken. Staat mijn fietslicht nou aan? Ik stop. ‘Jongens brandt mijn voorlamp?’ Al fietsend draait zoon zich om. ‘Ja, al dagen, hoezo?’
*
Laatste dag. Ik wil naar het strand en in de zee zwemmen. Wie gaat er mee? Zoon niet, gaat met zijn vrienden springen en voetballen. Duimpje. Man wil wel mee. Vanaf morgen wordt het aanzienlijk warmer, komend weekend begint een hittegolf. Vandaag nog niet. Man loopt voorbij al het gepeupel voor een rustig plekje aan zee. Drie keer denk ik: Stop dit is een goeie plek. Hebben we profijt van het windscherm dat er al staat. Man loopt en loopt. Eindelijk stopt hij. Inderdaad een rustig plekje. Wel volop wind.
Het is een overweldigende zee met flinke schuimkoppen en een stevige stroming. Godsamme wat koud. Man loopt heldhaftig door zonder twijfel. Ik ogenschijnlijk ook. De ultieme ervaring. Doet me aan vroeger denken. Sommige mensen denken vooruit, ik denk regelmatig terug. Zo vaak zwem ik niet meer in de zee, en zeker niet met man. Ik krijg de slappe lach van zoveel vastberadenheid. Ik ga onderuit door de stroming. Heerlijke afsluiting zo’n laatste dag.
De volgende ochtend staan we op het dek van de Veerboot, op weg naar huis. We kijken naar die prachtige zee, die nooit verveelt, de wind waait om ons hoofd.
‘Ik vond dit de leukste vakantie tot nu toe, zegt zoon. ‘Nou ja, samen met Berlijn dan’.
—–
*Texel heeft een landoppervlak van ongeveer 170 km². De lengte van Texel is 20 km en de gemiddelde breedte 8 km.
 *Kwelder: Bij het onderlopen van een slik tijdens vloed, blijft er telkens wanneer het water wegloopt wat nieuwe modder liggen. Hierdoor ontstaat de kwelder, die langzaam maar zeker steeds droger wordt. De laagste delen van een kwelder worden gevormd door geulen, slenken en kreken. De kwelderwal is een hoger gelegen deel van de kwelder, waar bij overstromingen vaak grover materiaal werd afgezet.
 Kenmerkende planten van de kwelders zijn zeekraal, lamsoor, Engels slijkgras, kweldergras, zilte rus, roodzwenkgras, zulte, schorrenkruid, strandkweek, heen, zeegroene ganzenvoet, zee weegbree en schorrenzoutgras.
 *De Tonijn is een driecilinder onderzeeboot van de Potvisklasse. Tussen 1960 en 1992 vormden de driecilinder onderzeeboten de kern van de Nederlandse onderzeedienst. Hun primaire taak was het bestrijden van Sovjetonderzeeboten. Door hun onzichtbaarheid en geruisloosheid waren ze uiterst geschikt om gegevens te verzamelen over schepen van het Warschau Pact. Hiertoe werden regelmatig geheime patrouilles uitgevoerd in de Noordelijke IJszee en de Middellandse Zee.
De Tonijn werd bij de werf Wilton-Fijenoord in Schiedam gebouwd. De Nederlander M.F. Gunning (1895-1972) ontwikkelde het principe van de driecilinder voor onderzeeboten. Deze constructie verbeterde de stabiliteit en de boot kon dieper duiken dan andere onderzeeboten uit dezelfde tijd.
1 note · View note
mohair-schrijft · 5 years
Text
De sfeer aan het meer
Aan een tafeltje in de buurt, zitten twee jongens met hun moeder. De moeder zit met haar rug naar ons toe. Ze kijkt, net als wij, naar het meer. Zoon, acht, bestelt een puntzak met friet. 'Lekker met een salade erbij?’ sporen we hem aan. 'Nee, maar ik neem chocomel en misschien nog een ijsje’ stelt hij ons gerust. De jongens kijken naar elkaar en naar zoon. De oudste van de twee, valt om met zijn stoel. Zoon krijgt de slappe lach en het broertje ook.
De Brandbier maakt me mild. ‘Nunspeet’ zegt hij met Duitse tongval. Even daarvoor op het terrein van het park, had een Duitser ons aangesproken, omdat hij zijn speedboot aan de kant van de weg had geparkeerd. We konden er nauwelijks langs. De Duitser tilde ter plekke een kolossale sierkei op, legde hem een meter opzij. Als een superheld maakte hij de weg voor ons vrij.
Peinzend kijk ik naar de surfers, zij floreren bij dit weer. Stephan van den Berg, zo heette die kampioen windsurfer uit de jaren tachtig. We waren twaalf, mijn vriendinnetje Anita was idolaat van hem. Zijn haar zat altijd goed. Ooit heb ik een tijd op de surfplank van mijn broer geoefend. Dit was me niet meegevallen. Toen ik eenmaal bleef staan, was de dag bijna om.
De volgende ochtend pakt man de kano die links op het terras van ons huisje ligt, sleept hem achter zich aan richting het meer. De zon schijnt voorzichtig, het waait nauwelijks, de glanzend gele kano kleurt veelbelovend tegen de achtergrond van het lichtblauwe water. Hij loopt langs de kustlijn, gaat de bocht om richting de steiger waar de motorbootjes liggen. Als een log huisdier schuift de kano met hem mee. Zoon springt op het natte zand heen en weer.
Vanaf de steiger laat man de kano behoedzaam in het water glijden. Langzaam laat hij zichzelf in de kano zakken. Krachtig peddelt hij de baai uit steeds verder het meer op. Het is een machtig gezicht. Er is nauwelijks een bootje of surfer te bekennen. Al snel zwaaien zoon en ik naar een kleine gele streep in de verte.
2 notes · View notes
mohair-schrijft · 5 years
Text
De weg kwijt
Ze was bij haar broer op verjaardagsvisite geweest. Zonder tomtom was ze naar hem toe gegaan. Op de terugweg echter, was ze de afslag naar huis voorbij gereden.
‘Jezus Ma’, reageer ik weinig diplomatiek. En toen? ‘Nou ja, weer uitgestapt. Weer vragen, wel aan zes mensen’. ‘Zes?’ echo ik. ‘Ook aan een clubje jonge jongens, ze waren vriendelijk, pakten hun…hoe heet ook weer, zo’n ding wat jij ook hebt.’ ‘Samsung’ antwoord ik en denk aan mijn eigen gebrekkige richtingsgevoel. ‘Iedereen was zo behulpzaam’, er klinkt oprechte blijheid in haar stem, ‘Ik was ervan onder de indruk.’
Ik heb haar lang niet zo gehoord, zo vol vertrouwen. Alsof ik weer even mijn oude moeder spreek. Zou het van opluchting zijn of heeft ze stiekem genoten van het avontuur? Die laatste gedachte schrap ik snel. Ze is waarschijnlijk hyper van opluchting, dat ze weer thuis is.
‘Tot eindelijk die mevrouw tegen me zei: je moet Rotterdam volgen. Blijven volhouden, dan komt het goed. En dat was ook zo’. Weer die kracht in haar stem. ‘Ik was zo opgelucht!’ Hoe laat was je thuis? vraag ik haar. ‘Half zes’. Maar, hoe laat vertrok je dan van oom Henk? Half drie, ongeveer.’ Ma, dat meen je niet, dan heb je drie uur gedwaald’. ‘Dat zou zeker kunnen’ reageert mijn moeder. Dat weet ze dan weer heel precies. Ze blijft me verbazen.
Vond je het niet spannend, was je in paniek? vraag ik haar voorzichtig. ‘Nee hoor, ik was kwaad op mezelf. Heb wel gevloekt hoor in die auto. Je vader aangeroepen, dat ook.’
Goed zo, denk ik. Beter boos dan bang. ‘Maar, vervolgt ze met overtuiging ‘ik heb nog steeds vertrouwen, ben niet bang om te rijden’ zegt de moeder die zo ongeveer alles moeilijk en eng vindt, de laatste tijd. Emoties en gedachten buitelen over elkaar heen, ik slik mijn eerste woorden in, zeg dan, tenslotte is het waar, ‘wat heb je het goed opgelost, Ma’.
https://samendementievriendelijk.nl/blog-de-weg-kwijt
1 note · View note
mohair-schrijft · 5 years
Text
Aan tafel
We raken in gesprek over het plannen van een datum voor zoons verjaardagsfeestje. ‘Aysers moeder gaat naar familie in Marokko’ antwoordt zoon, als ik vraag of Ayser deze vakantie nog op reis gaat. ‘Of gaan ze met z’n drieën?’ ‘Hoezo?’ reageert hij. ‘Of zijn moeder is alleen op vakantie of ze gaan met zijn drieën, Ayser kan toch niet alleen thuis blijven, leg ik hem uit. ‘Oh nee’, lacht hij, ‘aan wie moet Ayser anders vragen of hij buiten mag spelen.’
Op de vloer, onder onze eettafel kleeft een grote vlek, Ik schat het in op koffie of tomatensaus. Straks even weghalen. Ik kijk weer op, recht in een foto van een hondendrol, deels geplet door de afdruk van een schoen, het profiel is nog zichtbaar. Op het computerscherm in de huiskamer, zorgt de screensaver voor de ene foto na de andere. Een liefhebberij van man. Mooie en minder mooie plaatjes van kunst, natuur, cultuur, politiek, grappige spreuken, historische foto’s, foto’s van familieleden, vrienden, wijzelf: de wereld trekt aan ons voorbij, zelfs tijdens het eten. ‘Dit hoort ook bij het leven’ zegt man, als hij mijn blik ziet. Hij neemt een hap. Even is het stil. ‘Opmerkelijk’ vervolgt hij ‘uit al die duizenden foto’s komt precies die ene voorbij, op het slechtst denkbare moment.’
De volgende dag staan we op het schoolplein. ‘Wat zou je vandaag doen, als je weet dat je morgen dood bent?’ vraagt vriendje aan zoon, terwijl ze hun fiets van het slot afhalen. ‘Naar de Mac natuurlijk’, antwoordt zoon monter.
1 note · View note
mohair-schrijft · 5 years
Text
Dollemansrit
Ooit reed de Weense tram van Nieuwegein naar Utrecht. Deze tram werd ‘spitstram’ genoemd. De Weense tram werd afgewisseld met de ‘sneltram’. Een verwarrende naam want deze ‘sneltram’ reed langzamer dan de (Weense) spitstram, ook stopte hij bij iedere halte.
De Spitstram was een rammelend rood-wit geschilderde, enigszins gedateerde tram uit Wenen, die tijdens traject Nieuwegein Zuid - Utrecht Centraal station, door raasde, slechts vier keer een halte aandeed, voordat hij met gierende remmen op zijn eindbestemming stopte. Dat deze prachttram uit Wenen kwam, vond ik een romantische gedachte. Dat de vering ook over historische eigenschappen beschikte, werd mij hardhandig duidelijk gemaakt, toen de tram vaart begon te maken.
Het lezen van nieuws of het typen van een berichtje op mijn Samsung: niet te doen. De letters dansten voor mijn ogen, mijn schouders schokten mee op het ritme van de tram. Vanaf dat moment onderging ik de rit. Er zat niets anders op dan me goed vast te houden en naar buiten te kijken. Ook de stoelen waren van Weens hardhout gemaakt. Wat een belevenis. Toen ik uiteindelijk uitstapte, voelde ik me misselijk en verward. Geen sprake van sleur of een duf hoofd, het was alsof ik zojuist een ritje in de achtbaan had doorstaan. Tijdens mijn dollemansrit, zaten er slechts vijf mensen in de tram. Niet iedereen houdt ervan om eens flink wakker te worden geschud.
Bevrijd liep ik richting het station. Ik voelde mijn lijf, het was alsof ik een pak rammel had gehad. Er was Iets Gebeurd. Alsof al mijn organen weer even waren opgeschud. Mijn hoofd was leeg. Ik keek op mijn telefoon: een kwartier eerder! Het was nauwelijks te bevatten, ik kon niet wachten tot het weer maandag was.
Het genot was van korte duur. Na de vernieuwing van de wissels bij de tramremise in Nieuwegein konden de trams niet meer in Utrecht rijden. De laatste Ween trams zijn aan Krakau verkocht. Er waren veel technische problemen en het aantal reizigers was klein, zodat hun inzet veel beperkter is gebleven dan voorzien.
Op 11 juli 2014 reed de Weense tram voor het laatst. Met weemoed denk ik terug aan deze ritjes. Snel, ruw als medicijn tegen mijn ochtendsomberte.  
1 note · View note